Neutraliteit
In de *‘Brief aan de kiezers van Nederland’ (opgenomen in de Minnebrieven, vw ii, p. 75-83 en p. 120-147) betoogt m. dat neutraliteit m.b.t. Nederlands-Indië niet mogelijk is:
‘Men drome nu niet van neutraliteit. Neutraliteit is een woord, niets dan een woord, dat alleen kracht heeft zolang de sterken voordeel zien in de werkeloosheid der zwakken. “Neutraliteit!” is de onverstane kreet van iemand die onder den voet is geraakt in een menigte. Het beroep op neutraliteit doet denken aan een *pré aux clercs die zich beklagen zou, gebruikt te worden als vechtterrein. Neutraliteit van kleine staten houdt op, zodra grotere - of één van de grotere - behoefte voelen aan 't tegendeel.’ (vw ii, p. 82-83)
Met betekking op de Nederlandse houding in de *Pruisisch-Oostenrijkse oorlog van 1866, schrijft hij op 21 juli 1870, dat de handhaving van de Nederlandse neutraliteit, ‘waarmee sommigen zich nog schynen te vleien’, onmogelijk is (Idee 738, vw iv, p. 460).