Bewijzen dat de Javaan mishandeld wordt
opgenomen in de Minnebrieven (vw ii, p. 121 e.v.), als onderdeel van de *‘Brief aan de Kiezers van Nederland’. Hierin uit m. zijn ongenoegen over het feit dat hij nimmer werd opgeroepen om zijn beweringen uit de Max Havelaar te staven.
Eerste bewijs: vrije arbeiders en ‘kultuurstelselaars’ zijn beiden even schuldig (vw ii, p. 121-122). Tweede bewijs: de Javaan verricht arbeid als herendienst voor de eigenaars van particuliere landerijen, voor inlandse hoofden en Europese beambten, voor de contractanten, voor particuliere ondernemers en voor het Nederlandsch-Indisch Gouvernement: ‘Dat Indisch Gouvernement is van hogen zielenadel... en 't schuld-afdoend Nederland bouwt spoorwegen van 't batig saldo.’ (vw ii, p. 123). Derde bewijs: de lijst van de in de maand februari 1856 aan de bevolking van één district afgenomen buffels: ‘Duizend miljoen guldens geldswaarde, die aan de Indische bevolking wordt afgenomen, onder de regering van één Gouverneur-Generaal die zyn plicht niet doet.’ (vw ii, p. 130). Vierde bewijs: de vragenlijst aan de controleur *Verbrugge. Uit diens antwoord blijkt dat Havelaar met zachtheid begonnen is op te treden tegen de oude regent, maar ook dat - volgens de controleur - Havelaar vergiftigd zou zijn als de regent daartoe gelegenheid had gekregen.