Advocaten
zoeken niet naar waarheid, aldus m. Hij kent slechts twee advocaten die zich op grond van pleidooien van hun tegenpartij overwonnen verklaarden: *Martinus des Amorie van der Hoeven en *L.W.C. Keuchenius. Zij ‘toonden eerlykheid en mensenwaarde hoger te stellen dan beroeps-traditie of mooi praten’ (Idee 709, vw iv, p. 439).
In Idee 714 noemt m. advocaten ‘onvermoeide apostelen der spreekzucht’, het ‘zogenaamde “mooi” pleiten - by sommigen zelfs 't lang pleiten - schynt meer te betekenen dan het Recht’ (vw iv, p. 443). In Over Specialiteiten bekritiseert hij het Nederlandse rechtssysteem en de jurisprudentie aan de hand van een aantal voorbeelden van rechtszaken met een voor hem merkwaardige afloop, bijvoorbeeld de zaak *Jut:
‘De mannen van parket en balie menen aan de eer van hun “vak” schuldig te zyn, de van-buiten geleerde Rechten boven het Recht te stellen. (...) Waarheid is hem niet wat inderdaad is, maar wat overeenkomt met de uitspraak van dezen of genen voorganger. (...) Hy vraagt niet zo zeer wat er geschiedde, als wat er door dezen of genen gezegd en geschreven is over iets dat op het gebeurde gelykt. Feiten zyn hem byzaak, 'n woord is hem alles.’ (vw v, p. 589)
m. had vooral moeite met deze rechtsregel van de jurisprudentie omdat hij meer waarde hechtte aan een natuurlijk rechtsgevoel dan aan geschreven wetten. Juristen maken volgens hem de wetten met opzet ingewikkeld om zichzelf onmisbaar te maken. Meestal gebruikt m. de term ‘juristery’, een enkele maal ook ‘advokatery’:
‘Door kooplieden, zeelui en krygsvolk werd het [Insulinde] gewonnen... door advokatery zal 't voor Nederland verloren gaan: de Van Twisten hebben eer van hun werk! Parasieten van die soort nemen alle ereplaatsen in, matigen zich alles aan, voeren overal 't hoogste woord, dringen zich overal op, maken zich van alles meester.’ (vw v, p. 621)
*Berryer Crémieux