‘Van den Rijn’-bijdragen
titel van een reeks artikelen, later ook wel de ‘Van-den-Rijntjes’ genoemd, die m. van 10 juli 1866 tot 28 december 1869 (nr. cxv) schreef voor de Opregte Haarlemsche Courant. Hij was op voorstel van *C. Busken Huet als correspondent aangesteld. Busken Huet had de uitgevers, de heren *Enschedé, gewezen op het profijt dat zij konden trekken uit m.'s aanwezigheid te Koblenz en diens ‘geoefenden blik in politieke zaken’ (brief van Busken Huet aan m. d.d. 9 juli 1866, vw xi, p. 626). Busken Huet regelde ook een honorarium van f 50,- per maand. Op 20 juli 1866 schrijft hij m. dat de artikelen ‘veel te lang en veel te subjectief’ zijn. Hij benadrukt nogmaals het objectieve karakter dat de stukken moeten hebben (vw xi, p. 635). Waarschijnlijk heeft Busken Huet de eerste afleveringen grotendeels zelf gecorrigeerd.
In zijn ‘Van den Rijn’-bijdragen haalt m. veel buitenlandse kranten aan. Om zijn eigen mening te kunnen ventileren, verzon hij de Mainzer Beobachter, waaruit hij naar hartelust kon citeren. Het eerste bericht uit de Mainzer Beobachter wordt vermeld in zijn ‘Van den Rijn’-bijdrage van 19 november 1866. Het betreft het verlenen van ‘concessien tot het houden van brandewijnkroegen’:
‘Er is onder anderen vastgesteld, dat in landelijke gemeenten slechts ééne concessie mag verleend worden op 300 zielen. De Mainzer-Beobachter vindt dit nogal veel, en zegt te hopen, dat de ondoelmatigheid dezer bepaling zal worden opgewogen door een streng toezigt op de hoedanigheid van het verkochte. Ook zou er, volgens dat blad, moeten worden gelet op het tappen van sterke dranken in kraampjes op de markten, waar zeer dikwijls de wet wordt ontdoken, door het gratis schenken van brandewijn, als voorgewende toegift bij den tegen te hoogen prijs aangerekenden verkoop van kleine artikelen.’ (vw xi, p. 744)