Salak

één van de hoge bergen in de Preanger Regentschappen, uitgedoofde vulkaan bij de Gedeh, ten zuidwesten van Buitenzorg, 2211 m. hoog.

Bij het afscheid van *Willem van der Hucht in 1845, toen dd. veertien dagen te Parakan Salak had gelogeerd, schreef hij op deze berg een gedicht in acht strofen. De eerste regel luidt: ‘Ge vraagt me een lied bij 't scheiden van deze oorden’. Het complete gedicht werd door dd., voorzien van commentaar, opgenomen in zijn *‘Brief aan A.C. Kruseman’ (24 februari-6 mei 1851, vw ix, p. 197-199). m. nam de derde strofe op in de Max Havelaar:

‘'t Is zoeter hier zyn Maker luid te loven.../'t Gebed klinkt schoon langs berg- en heuvelry.../Veel meer dan ginds ryst hier het hart naar boven:/Men is zyn God op bergen meer naby!/Hier schiep Hyzelf altaar en tempelkoren,/Nog door geen tred van 's mensen voet ontwyd,/Hier doet Hy zich in 't raat'lend onweer horen.../En rollend roept Zyn donder: Majesteit!’ (vw i, p. 109)

Het gedicht is integraal opgenomen in Multatuli Gedichten. Verzameld en ingeleid door Sander Blom (Amsterdam, 1985, p. 52-53) *Klabat