Langendijk, Pieter-
Haarlem 1683-1756, Nederlands (blijspel)dichter. Met schilderen, etsen en tekenen voorzag hij in zijn levensonderhoud. In 1749 werd hij benoemd tot historiedichter van Haarlem. Hij schreef onder andere de blijspelen Don Quichot of de bruiloft van Kamacho (1699), De Zwetser (1712), Het wederzijdsch huwelijksbedrog (1712) en De bedriegerij van Cartouche, of de Fransche roovers (1732).
m. noemt diens Don Quichot of de bruiloft van Kamacho meerdere malen, o.a. in de Max Havelaar, waarin hieruit voorgedragen wordt op ‘de krans by de Rose-meyers’. Droogstoppel zegt dat ‘de jongens [het] altijd zo aardig vinden, omdat er iets van een “brillekiek” [plee] in komt’ (vw i, p. 31). De passage luidt: ‘Ik rym terwyl ik slaap, ik rym terwyl ik eet:/En op de brillekiek bedenk ik myn rondeelen.’ (geciteerd naar Max Havelaar, ed. Kets-Vree, 1992, dl. ii, p. 13-14).
In Idee 454 schrijft Mutatuli over het taalgebruik van de preken van *ds. Zaalberg dat ‘Langendyks Kamacho - “jae, miester Jochem-zelf” - zeggen zou, dat: “hongt noch kat het niet verstaen kan!”’ (vw iii, p. 209). Hij noemt dit toneelstuk verder nog in de Millioenen-studiën (vw v, p. 27 en 98).
In Idee 1051, waarin hij de politiek van *Thorbecke inzake de Kunst bekritiseert, citeert hij Langendijk: ‘'t Onnozel volkje houdt poëten/Voor dwaze hoofden vol van waan:/Maar wilt gy de oorzaak daarvan weten?/'t Ziet gekken voor poëten aan.’ (vw vi, p. 459; cf. Idee 1054, vw vi, p. 523).