Krummacher, Friedrich Adolf-

1767-1845, predikant en dichter, van 1800 tot 1807 hoogleraar theologie te Duisburg.

In zijn jeugd las m. samen met *Abraham des Amorie van der Hoeven Jr. gedichten van *Lamartine en Parabeln (1805) van Krummacher. m. herinnert hieraan in de Millioenen-studiën:

‘Krummacher's Parabelen of Lamartine vandaag? vraagde my, in 1833, Abraham des Amorie van der Hoeven de jonge, toen ik enige zomervacantie-dagen doorbracht ten huize zyner ouders op Duinlust... Na 't ontbyt namelyk beklommen wy gewoonlyk den Blinkert, het grootste reusje der Overveense zandheuvels. En daar lazen we. Daar... Ze moet er uit, de waarheid, al klinkt ze bar: Daar logen we. En al loog Abraham niet, hy die oprecht was, zelfs jegens zichzelf, ik loog. (...) Er was opdringery in dat voorgewend mooivinden van Krummacher's mystiek gedroom, en de ziekelyke klinkklank van Lamartine.’ (vw v, p. 28)

Abraham des Amorie van der Hoeven Jr. vermeldt in Herinneringen van mijne academiereis in 1843 (Leeuwarden, 1845, p. 286), een bezoek aan Krummacher, waarbij zijn jeugdherinneringen aan de Parabeln ter sprake kwamen:

‘Krummacher vond ik afgeleefd en daarenboven ziekelijk. Ik verhaalde hem hoe zijne Parabeln het eerst mijn lust en liefde tot de Duitsche taal en letterkunde hadden opgewekt, en hoe ik meer en beter nog aan zijn boek had te danken; maar naauwelijks werd ik aangehoord.’