Frans-Duitse oorlog
Op 5 juli 1870 beval Frankrijk tot mobilisatie ter voorbereiding van een aanval op Pruisen en de Noordduitse Bond. Directe aanleiding vormden Duitse aanspraken op het leveren van een kroonpretendent voor de Spaanse troon. Meer indirect was de toenemende Duitse macht op het Europese continent, die de positie van Frankrijk verzwakte, een belangrijke factor. Op 19 juli volgde de Franse oorlogsverklaring, door de Pruisische kanselier Bismarck enthousiast ontvangen. De Zuidduitse staten voegden zich bij Pruisen en de Noordduitse bond, en de troepen van *Napoleon iii werden verpletterend verslagen. De Elzas en Lotharingen werden door Pruisen geannexeerd. Parijs, door de Franse regering verlaten, werd het toneel van de Commune-opstand (*Commune van Parijs)
In Idee 738, gedateerd 21 juli 1870, schrijft m. dat hij deze oorlog voorspeld heeft en hij verwijst daarvoor naar zijn *Pruisen en Nederland. Hij acht de handhaving van de Nederlandse neutraliteit ‘waarmee sommigen zich nog schynen te vleien’ een onmogelijkheid. Op 3 oktober constateert hij dat Duitsland ditmaal de oorlog buiten onze grenzen heeft gevoerd, maar dat daarmee ‘het gevaar voor inmenging van Holland en België’ niet voorbij is (vw iv, p. 460-461). In Idee 747, gedateerd eind juli 1870, reflecteert hij op het oorlogsgebeuren, ‘meer dan een miljoen mensen maken zich gereed elkander te verscheuren’. Hij schrijft hierin verder:
‘Ik zie honderden ossen en duizenden soldaten voorby m'n woning dryven. Dat alles moet geslacht worden. De ossen, tot geestdrift gespoord door stokken met yzeren punt, in de hand van kleine jongens, gaan zwygend hun weg. De soldaten - wie, wat spoort hén? - loeien allerlei vreemdsoortige vaderlandsliefden. De hardnekkigste Hindoe zou lust in rundvlees krygen, by 't luisteren naar de gezangen van de tweevoeters.’ (vw iv, p. 465-467)