Coss, Ottilie N.C.M.-

1837-1870, dochter van een welgestelde wagenfabrikant. m. leerde haar kennen tijdens zijn verblijf in *Kassel in oktober 1858. Hij vertelde haar zijn levensgeschiedenis, waarna een romantische, maar volgens Stuiveling nette, vriendschap volgde, m. las haar voor uit de brieven, die Tine hem vanuit Indië schreef: ‘en toen ik haar brokstukken voorlas en vertaalde zei ze: “dat is lieve poëzie, men hoeft het wat maar terecht te zetten”. Dit deed ik toen, op haar verzoek, en verzon geen woord’ (brief aan Willem Pik d.d. 24 maart 1876, vw xviii, p. 323). Het hieruit ontstane gedicht *‘Mein Kind, da schlägt die neunte Stunde, hör!’ zou later in de Max Havelaar terechtkomen; het door Ottilie verbeterde manuscript liet hij door Tine naar Brussel sturen (vw x, p. 87).

Drie jaar later schrijft m. Tine een brief waarin hij een brief van Ottilie aan hem citeert. Daarin schrijft zij dat ze in de veronderstelling had verkeerd dat m. na zijn vertrek uit Kassel was overleden. Over de Max Havelaar schrijft zij: ‘Ich habe alles verstanden. Alles kamm mir so bekannt vor, - alles!, alles!’ (22 februari, vw x, p. 400). Het contact met haar wordt hierna weer opgenomen en m. zendt haar de Minnebrieven en de eerste bundel Ideeën (vw x, p. 509 en 685). Op 27 mei 1870 overlijdt Ottilie te Kassel op 33-jarige leeftijd aan tuberculose.