Biologie

m. gebruikt het woord biologie verscheidene malen in de betekenis van gebiologeerd zijn, d.w.z. de geheimzinnige inwerking op een mens waardoor zijn zintuigen en wil geheel onderworpen worden aan iets of iemand anders. Zo spreekt m. van de ‘biologie van opgedrongen letterkundery’, waardoor een jonge dichter de ijdele klank van zijn eerste werk voor iets wezenlijks houdt (noot 4 uit 1881 bij Max Havelaar, vw i, p. 310). In Idee 891 geeft hij als voetnoot bij het woord biologie: ‘levensleer, lees: bedwelmingskunst’:

‘Nooit iets nieuws alzo! Toen voor 'n twintigtal jaren de zogenaamde biologie half Europa in verbazing bracht, meenden zeer velen ditmaal wel met iets nieuws te doen te hebben. De hele zaak komt neer op 'n verdoving van 't denkvermogen.’ (vw iv, p. 621)

In 1867 spreekt m. in Antwerpen in de Libre Penseé over biologie (cf. brief aan C. Busken Huet d.d. 5 april 1867, vw xii, p. 168). *hypnotische proeven *magnetisme *orakel