Amorie van der Hoeven, Herman Agatho des-

1829-1897, broer van de voorgaande, studeerde rechten en was tot 1869 advocaat op Java. Daarnaast was hij jarenlang redacteur van het Bataviaasch Handelsblad en later van het Nieuw Bataviaasch Handelsblad. In eerstgenoemde krant verscheen in het najaar van 1860 zijn recensie van de Max Havelaar, getiteld ‘Multatuli's Grieven’ (als bijlage verschenen in W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 2e druk 1987). Na zijn terugkeer in Nederland bekeerde hij zich tot het katholieke geloof, waarover hij Mijn terugkeer tot de kerk van Christus schreef (1870; opgedragen aan J.A. Alberdingk Thijm). In 1875 werd hij liberaal lid van de Tweede Kamer voor Breda en in hetzelfde jaar verscheen zijn boek De cirkelgang der menschheid. Vanaf 1885 was hij lid van de Raad van State.

Op 18 februari 1861 schrijft dd. Tine over bovengenoemde recensie:

‘Er is in 't stuk van van der Hoeven veel wat ik toestem, en dat zal ik ronduit zeggen. Hij verwijt mij voornaamlijk hoogmoed, en daarin heeft hij waarschijnlijk regt; ik ben zeer hoogmoedig. Maar hoogmoed is geen reden om mij te laten leven als een bedelaar. Ik ben zeer hoogmoedig, maar v.d. H. had, om mij van hoogmoed te genezen, zijn artikel niet moeten schrijven, want na het lezen daarvan ben ik nog veel hoogmoediger geworden.’ (vw x, p. 395)

Volgens Mimi was Herman des Amorie van der Hoeven de enige persoon van wie dd. vriendschap en steun ondervond in de tijd na zijn ontslag te Lebak (Brieven wb ii, p. 151). Ook hielp Des Amorie van der Hoeven dd aan diens baantje bij de *Locomotief (mededeling Mimi, Brieven wb ix, p. 7). Toen dd. in het najaar van 1870 over geldnood klaagde, stuurde Des Amorie van der Hoeven hem 35 thalers (22 september 1870, vw xiv, p. 177) en schreef hierover aan zijn vriend J. van Gennep. Dit was de aanleiding voor diens oproep tot steun in de nrc van 4 oktober 1870 (*Multatuli-Commissie 3).

Naar aanleiding van het betoog dat Des Amorie van der Hoeven op 26 oktober 1876 in de Tweede Kamer hield over de machtsuitbreiding van de partij van de planters in Indië met als gevolg dat de misbruiken die vroeger aan de gouvernementscultuur kleefden nu door particuliere ondernemingen werden ingevoerd, verscheen in de De Nederlandsche Spectator van 28 oktober 1876 een prent waarop m. met de Max Havelaar in de hand en Des Amorie van der Hoeven met zijn Cirkelgang, elkaar de hand drukken (afgedrukt in vw xviii, p. 477).