Advertenties (van Multatuli)
m. heeft verscheidene keren advertenties in dagbladen geplaatst. Enkele opmerkelijke voorbeelden hiervan zijn:
1. advertentie in Algemeen Handelsblad van 4 februari 1862, ook opgenomen in enkele andere bladen (vw x, p. 584-585):
‘Ik geef kennis aan 't volk van Nederland, dat ik voor mij heb liggen een Brief, waarin men mij dreigt met den Verkoop van mijn “Boedel.” Mijn Boedel is: De Kleêren mijner kinderen.
Anderen Boedel heb ik niet. Dat is weêr uwe schande, Nederlanders, dat is niet mijne schande. Eduard Douwes Dekker.’
Op deze advertentie doelt m, wanneer hij in Idee 84 meedeelt:
‘Ik heb gister een dertigponder afgeschopt, die me sedert vier jaren hinderde in 't zwemmen. (...) Die advertentie moet zo lang leven als m'n Ideeën.’ (vw ii, p. 327)
2. advertentie in het Algemeen Handelsblad van 7 februari 1862 (vw x, p. 587-588):
‘Ideën van Multatuli.
Ik lees in “de Dageraad” eene oproeping om mij te steunen.
Die oproeping is niet van mij, of geschreven met mijne voorkennis. Ik lees in het Handels- en Effectenblad eene dergelijke oproeping. Ook die is niet van mij en evenmin geschreven met mijne voorkennis. ik schrijf mijne ideën, ik schrijf alleen mijne ideën, en wie iets van mij weten wil, moet dat zoeken in mijne ideën. Proces van Lennep, strijd tegen droogstoppelarij, mijn oordeel over Kerk, Staat, Huisgezin, Policie, Justitie, Deugd, Zeden, Geloof, of wat het zij... alles leg ik neer in mijn Ideën. Wat elders, direct of indirect in verband met mij of mijn zaak wordt gepubliceerd, is voor rekening van wie 't teekent of niet teekent. Ik schrijf alleen mijn Ideën.’
3. advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 18 september 1872, ook geplaatst in vier andere dagbladen (vw xv, p. 352):
‘De ondergeteekende, vernomen hebbende, dat velen in de meening verkeeren, alsof hij iets zou ontvangen hebben van de gelden, die indertijd door de dusgenaamde multatuli-commissie te zijnen behoeve verzameld zijn, acht zich verplicht tot de uitdrukkelijke verklaring: dat dit niet geschied is, en niet geschieden zal. Hij meent alzoo gerechtigd te zijn, de welwillenden, die hunne bijdragen tot het multatuli-fonds hebben aangeboden, te verzoeken over hunne bij bedoelde Commissie gestorte gelden wel te willen beschikken.’
4. advertentie in De Amsterdammer van 28 november 1884, overgenomen door Het Nieuws van den Dag, het Algemeen Handelsblad en de nrc, besproken in De Nederlandsche Spectator van 13 december 1884 (vw xxiii, p. 252, cf. brief van Mimi aan G.C. de Haas-Hanau d.d. 21 december, vw xxiii, p. 263):
‘Door lezing van - zegge: door het lezen der werkjes van - Multatuli zijn deftige heeren en aanzienlijke dames, jonge mannen en zelfs meisjes... verzoend geraakt met wat gemeen, gewend aan wat vuil is’. Aldus staat (...) te lezen in De Protestant. Daar het Weekblad misschien niet zoo algemeen verspreid is als om de daarin verkondigde godsdienstig-vrijzinnige denkbeelden wenschelijk ware, meen ik ter bevordering van heilzame zelfkennis 'n goed werk te doen, door de niet vuile, niet gemeene, maar echt godsdienstig-vrijzinnige bewering van genoemde redactie ter kennis te brengen van de velen die ze aangaat.’
De Dageraad (jrg. 36, 1884-1885, p. 479) neemt bovenstaand citaat over met het antwoord van de redactie van De Protestant, dat zij zich ‘wellicht aan zekere onhandigheid schuldig gemaakt’ heeft (vw xxiii, p. 260-261).
5. advertentie in het Rotterdamsch Nieuwsblad en overgenomen in verschillende bladen (15 november 1886, vw xxiii, p. 730):
‘Om misverstanden uit den weg te ruimen, verklaar ik dat de meeningen der sociaal-democraten over de middelen ter verbetering van den treurigen toestand, waarin 'n groot gedeelte der bevolking van Europa verkeert, mij voorkomen in hoofdzaak onjuist te zijn. multatuli’
Deze advertentie is wellicht een reactie op het op 9 november verschenen bericht van *J. Hobbel in dezelfde krant (vw xxiii, p. 728; *Domela Nieuwenhuis).