Toen en thans
schimpdicht van dd. uit 1840, geschreven als reactie op de verkrachting van een meisje te Batavia. De verkrachter, een assistent-resident, werd slechts gestraft met overplaatsing. Het gedicht eindigt met de regels:
‘Wie thans eens anders vrouw begeert,/Of meisjes uit de buurt onteert -/Krijgt eerst een maand verlof, zoals het voorbeeld leert,/En wordt daarop gewis met glans gepromoveerd./Zo wreekt men thans - in onzen tijd/De snood belaagde onnozelheid.’
dd. nam het gedicht op in zijn *‘Brief aan A.C. Kruseman. Hij schrijft hierin dat hij het zelf indertijd een ‘ferm schimpdicht’ vond (vw ix, p. 186). Hij had gehoopt dat het gedicht voor wat opschudding en wat bekendheid zou zorgen, maar hij kreeg slechts kritiek op de lengte van de versregels en enkele inhoudelijke zaken (vw ix, p. 188-189).
(Ook opgenomen in: Multatuli Gedichten. Verzameld en ingeleid door Sander Blom, Amsterdam, 1985, p. 22-24)