Smoren
m. beklaagt zich in zijn werk talloze malen over het doodzwijgen van zijn Ideeën en de Max Havelaar door het Nederlandse volk in het algemeen en *Duymaer van Twist c.s. in het bijzonder. Verder schrijft hij niet gesmoord te willen worden bij de voortzetting van zijn werk. In Idee 217 schrijft hij hierover:
‘En ik tart elke macht op welk gebied ook - in den Staat, in de Kerk, in de huisgezinnen... overal! - ik tart elke macht, te beletten dat myn Ideeën invloed hebben op den loop der zaken, Ik tart ieder my te smoren!’ (vw ii, p. 427)
In Idee 1032 schrijft hij dat het Nederlandse volk Duymaer van Twist veroorloofde ‘het sein te geven, hoe men op de goedkoopste wys den Havelaar zou kunnen smoren’. Duymaer van Twist zweeg in de Kamer, ‘want hy was bevreesd voor den schyn van partydigheid’; de natie ‘nam genoegen met dát voorwendsel om te zwygen over de hoofzaak’ (vw vi, p. 331).