Septuaginta
(Lat. de zeventig) naam van de legendarische vergadering van de 70 geleerden in Alexandrië, die in de 3e-1e eeuw v.Chr. het Oude Testament in het Grieks vertaalden.
m. spreekt in Over vryen arbeid vergelijkenderwijs van septuaginta, wanneer hij schrijft dat de discussie in de Tweede Kamer over Cultuurstelsel en Vrije-arbeid een ‘even nutteloze - onverstane en onbegrepen - deftigheid der Septuaginta’ is (vw ii, p. 257):
‘Vrywillige arbeid is wenselyk. het is ongerymd vryen wil te decreteren by een wet. het is even ongerymd te redeneren, te discussiëren, te parlementeren over - onverschillig vóór of tegen - zulk een wet. (*Duitenplatery)’ (vw ii, p. 255).
In Over Specialiteiten spreekt m. van ‘Zeventig orakeldrievoeten’, ‘d.i. de zeventig zitplaatsen in onze Tweede Kamer, zeventig “geachte leden”’ (vw v, p. 522 en notitie in handschrift p. 666). In een aantekening uit 1879 voegt hij hieraan toe dat hij, na de uitbreiding van het aantal zetels, deze leden ‘gemakshalve’ septuaginters blijft noemen. Hij voegt hier nog aan toe: ‘“Elf-en-dertigers” zou ook 'n goede benaming zyn’ (vw v, p. 639).