Scotsman, the
het belangrijkste Schotse dagblad, dat in m.'s tijd te Edinburgh verscheen. Een lange beschouwing van de Engelse vertaling van de Max Havelaar verscheen op 11 juni 1868 in dit blad (vw xxiv, p. 648-664).
In noot 141 bij de Max Havelaar schrijft m. dat een Nederlandse correspondent van dit blad kritiek had geleverd op de (foutieve) vertaling van *Nahuijs, waarin Adinda een lint in haar haren droeg (cf. vw xxiv, p. 652). Deze recensent, volgens m., ‘toevallig 'n gewezen theekontraktant, tokohouder en... rystopkoper: dat is: woekeraar van de ergste soort, 'n javanen-bloedzuiger’ concludeerde daaruit dat m. niet het minste verstand had van de Indische politiek en dat de inlander ‘'t heel goed heeft’ (vw i, p. 361). A. Kets-Vree identificeert de recensent als *Guillaume (‘Willem’) L.J. van der Hucht, de exploitant van de plantage Parakan Salak, met wie dd. in 1845 bevriend raakte (Max Havelaar, ed. A. Kets-Vree, 1992, d. ii, p. 142).