Nahuijs, jhr. Alphonse Johan Bernard Horstman-
Alkmaar 1840 - 's-Gravenhage 1890, telegraafambtenaar in Engeland. Hij vertaalde in samenwerking met m. de Max Havelaar in het Engels; deze vertaling verscheen in 1868 te Edinburgh bij Edmonston & Douglas onder de titel Max Havelaar or the coffee auctions of the Dutch trading company. Deze vertaling is de eerste uitgave waarin de plaatsnamen en eigennamen voluit zijn afgedrukt (*Max Havelaar; zie W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 2e druk 1987, p. 285). Ook andere wijzigingen die *J. van Lennep in de eerste Nederlandse uitgave van de Max Havelaar had aangebracht, werden in deze uitgave door m. hersteld, hoewel hij het manuscript niet tot zijn beschikking had. Een voorbeeld van zo'n herstelde wijziging is de zin ‘Den nieuwen G.G. ken ik, ik weet dat er van hem niets te wachten is’, die Van Lennep had veranderd in ‘Den nieuwen G.G. ken ik niet, ik weet niet wat er van hem te wachten is’.
Over deze vertaling schreef Nahuijs zelf het stuk ‘Max Havelaar in Engeland binnengeleid’ (De Nederlandsche Spectator van 7 maart 1868; vw xii, p. 697-699). Een lovende recensie van deze vertaling verscheen in de *Contemporary review.
Nahuijs was van plan ook een Spaanse vertaling van de Max Havelaar te vervaardigen. Hierover schrijft m. op 30 mei 1870 aan A. van der Ghinst:
‘Het wordt vertaald te Buenos-Ayres, door denzelfden die de engelsche vertaling heeft bezorgd, baron Nahuys een der edelste en tevens der zonderlingste wezens die ik ooit leerde kennen. Hy is dood voor alle genot, voor alle hoop, voor alles - behalve voor my, en dat was zoo, zes, acht jaar voor hy me gezien had! Overigens - of daardóór misschien - bemoeit hy zich met niets. Hy kende geen Engelsch, en ging naar Engeland om 't te leeren. Spaansch leert hy nu te Buenos Ayres.’ (vw xiv, p. 116)
De vertaling is nooit voltooid, wel verscheen in 1876 van Nahuijs' hand een Spaanse vertaling van de Japanse Gesprekken (Conversationes Japonesas. Riocuarto, La Voz de Rio cuarto).
In een brief aan G.L. Funke d.d. 8 november 1876 spreekt m. van ‘die besten besten kerel’:
‘Hy heeft sedert 16 jaar geen ander levensdoel dan my te helpen, bytestaan, optehemelen. Dáárvoor ging-i naar Engeland, en daarvoor is-i nu in Z.-Amerika.’ (vw xviii, p. 490)