Palingoproer

verzet tegen de politie op 25 en 26 juli 1886 te Amsterdam omdat zij in de Jordaan het zgn. palingtrekken, een volksspel waarbij men probeert de kop van een boven het water van sloot of gracht opgehangen paling eraf te trekken, verboden had. Het verzet werd uiteindelijk vooral een uiting van ontevredenheid over de armoede en de slechte arbeidsomstandigheden. Er vielen 26 doden en 100 gewonden. De politie deelde strenge straffen uit aan de leiders van de socialisten, die weliswaar het oproer niet georganiseerd hadden, maar die wel hoopten dat door dit verzet het socialisme zou groeien. Dit oproer toont aan dat de socialisten ‘door ondoordacht handelen de tegenparty [versterken]’, schrijft m. op 15 augustus 1886 in een brief aan H.C. Muller, waarin hij het *socialisme fel bekritiseert (vw xxiii, p. 652).