Noach
de tweede stamvader van de mensheid volgens Genesis 6:10, vader van Sem, Cham en Jafeth. Als enige ontkwam hij met zijn gezin aan de zondvloed d.m.v. een ark die God hem liet bouwen.
Cham werd door zijn vader vervloekt, omdat deze zijn naaktheid bespot had (Genesis 9:25).
Volgens dominee Wawelaar in de Max Havelaar is Cham terecht door zijn vader verstoten. De ‘millioenen en millioenen kinderen des verstoten zoons’ (de Javanen; *Javaan) bewonen nu de ‘eilanden des Indischen Oceaans’:
‘Dáár kruipen zy rond in de walgelyke slangenholen van heidense onkunde, daar buigen zy het zwarte kroesharige hoofd onder het juk van eigenbelangzuchtige priesters! Daar aanbidden zy God onder aanroeping van een valsen profeet die een gruwel is voor de ogen des Heren! En, geliefden, zelfs zyn er die, als ware het niet genoeg een valsen profeet te gehoorzamen, zelfs zyn er die een anderen God, wat zeg ik, die goden aanbidden, goden van hout of steen, die zyzelf gemaakt hebben naar hun beeld, zwart, afschuwelyk met platte neuzen en duivelachtig! Ja, Geliefden, byna beletten my de tranen hier voort te gaan, nog dieper is de verdorvenheid van Chams geslachte! (...) En daarom is Nederland uitverkoren om van die rampzaligen te redden wat er van te redden is!’ (vw i, p. 127-128)
*J. van Lennep heeft in de eerste druk van de Max Havelaar een aantal vragen die Frits aan dominee Wawelaar stelde, geschrapt. Eén van die vragen luidde: ‘vanwaar toch Noach z'n ysberen voor de Ark gehaald had?’ (vw i, p. 229). ‘De orthodoxe vrindjes’ van Van Lennep mochten niet gekrenkt worden in hun ‘keukenmeidengeloof’, luidt m.'s reactie hierop in noot 125a uit 1875 (vw i, p. 356).