Molenaar van Sans-Souci, De-

berijmde vertaling van m. uit februari 1838 van het gedicht ‘Le Meunier de Sans-Souci’ van *Andrieux. Medio oktober 1882 schreef m. deze vertaling in het poëzie-album van Lina (Lientje), de dochter van het echtpaar *De Haas, met wie m. sedert 1875 bevriend was (vw xxii, p. 409-413; ook afgedrukt in Multatuli Gedichten. Verzameld en ingeleid door Sander Blom, Amsterdam, 1985, p. 20). Dit album bevindt zich in de collectie van het Multatuli-Museum.

In dit gedicht wil Koning Frits van Pruisen (*Frederik ii) de molen van Sans-Souci bezitten. De molenaar wenst zijn molen echter niet te verkopen en blijft op zijn rechten staan. Uiteindelijk ziet de koning van zijn voornemen af: hij die landen verovert, spaart een molen. m. herinnert aan deze geschiedenis in de Millioenen-studiën, waar hij in het hoofdstuk ‘Vieux-Delft en Moraal’ deze gedachte uitwerkt:

‘Zou er inderdaad zo'n tegenstelling liggen in 't wegnemen van provinciën en het ontzien van een molen? Misschien niet! De moraliteit op kleine schaal kon wel eens de tol wezen dien wy betalen aan 't conventionele Recht.’ (vw v, p. 223)

Het gedicht werd door Mimi overgenomen in haar Brievenuitgave (wb i, p. 22-25). Zij deelt hierin mee dat m. de vertaling uit zijn hoofd kende en dikwijls met plezier voordroeg, ‘al wees hy zelf daarby de “lamme” regels aan’.

In het album van Lientje de Haas schreef m. een inleiding bij de vertaling:

‘Naar 't fransch van Andrieux. Niet zonder verminking, en met 'n meer dan gewenscht aantal lamme regels. Maar... 't ding dagtekent van '34 of '35 [sic]. Verzoeke vriendelyk geen afschrift te laten nemen. Nieder Ingelheim, Okt. '82 Dek.’ (vw xxii, p. 410)

Hij besluit het gedicht met:

‘Neem voorloopig 't stukje maar voor lief omdat het 'n aardige vertelling is. Later - over duizend weken - raad ik U aan, de hier aan Frederik ii ten laste gelegde inkonsekwentie eens te toetsen aan Multatuli's eerste Idee, en aan 't Hoofdstuk: Vieux-Delft en Moraal in de “MillioenenStudiën”. Nog iets. Een der beste regels van Andrieux: “Le mauvais caractère est... de n'en point avoir” [Fr. Een slecht karakter bestaat in... karakterloosheid] heeft het vertalertje overgeslagen. Dat was zeer dom.’ (vw xxii, p. 413-414)