Haas, Jacob Hendrik de-
1837-1906, oogarts te Rotterdam. m. raakte met De Haas en zijn vrouw, Gosewina Carolina de Haas-Hanau (1837-1905), bevriend toen hij op 2 maart 1875 in Rotterdam was om de opvoering van Vorstenschool bij te wonen (W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 1987, p. 160; cf. vw xvii, p. 429). De briefwisseling tussen m. en hen (vanaf 27 februari 1877, vw xviii, p. 643), behoort tot de meest levendige en ideeënrijke uit m.'s latere leven.
Op 2 februari 1878 bezocht hij het echtpaar De Haas-Hanau voor het eerst; De Haas liet toen voor m. een bril maken en werd één van de initiatiefnemers van de Tandem-inzameling (*Tandem; vw xix, p. 507-509 en 516). In oktober 882 schreef m. in het dagboek van hun dochter Lina (Lientje) een vertaling van het gedicht *‘De Molenaar van Sans-Souci’.
Direct nadat zij bericht van m.'s dood ontvangen had, reisde mevrouw De Haas-Hanau naar Nieder-Ingelheim. Haar verslag van het bezoek aan het sterfhuis, getiteld ‘Eenige herinneringen aan den dood van Multatuli’, is afgedrukt in Atte Jongstra, De Multatulianen (1985, p. 89-90) en in vw xxiv (p. 117-121).