Lion, Henri Julius-
1806-1869, geb. te Elberfeld, vertrok in 1834 als sergeant-majoor naar Indië, vroeg in 1841 als officier ontslag aan. Hij wijdde zich daarna aan industriële ondernemingen en de cultures, en werd hoofdredacteur van het *Bataviaasch Handelsblad.
Op 31 oktober 1861 schreef hij een recensie van de Max Havelaar in het Bataviaasch Handelsblad, die niet werd overgenomen in de Nederlandse editie van het blad (vw x, p. 351-353). In zijn recensie schrijft Lion onder meer dat hij de bewijzen zal leveren ‘dat nimmer een schandelijker en fijner gesponnen zamenraapsel van leugens en valsche aantijgingen is gepubliceerd, dan hetgeen Max Havelaar tegen den Resident van Bantam bevat’ en hij vervolgt: ‘Bovendien zal er uit blijken, dat ook de eenvoudige vraag, of de houding van den Heer Douwes Dekker tegenover den Heer C.P. Brest van Kempen die van een fatsoenlijk man is, geen ander antwoord kan volgen, dan dat men zich geen laaghartiger karakter kan denken, dan hetgeen de heer D.D. in deze aangelegenheid heeft doen zien, het moest dan zijn, dat men hem voor een ongeneeslijken krankzinnige houdt’. m. heeft deze aanval op zijn ‘Max’ pas midden februari 1861 onder ogen gekregen, toen er inmiddels ook een uitvoerige kritiek van Lion in de nrc van 14 januari (vw x, p. 381-384) was geplaatst, waarin deze beweert dat m. zich tegenover de resident schuldig heeft gemaakt aan laster vanwege zijn bewering dat de resident de regent van Lebak f 200 zou hebben gegeven om getuigen tegen de regent om te kopen.
Pieter Bleeker schrijft m. op 27 januari 1861 dat de recensie de sympathie van velen voor hem hadden doen verminderen. Hij vraagt zich af of m. er niet op moet reageren (vw x, p. 387-389). m. beantwoordt Lion in de nrc van donderdag 21 februari 1861 (vw x, p. 396-399).