La Rochefoucauld, François, hertog van-
Parijs 1613-1680, Frans schrijver. Hij was samen met de hertogin van Chevreuse betrokken bij de strijd tegen Richelieu. In 1652 raakte hij zwaar gewond bij de veldslag van St. Antoine, waarna hij zich terugtrok in zijn huiselijke leven. Hij ontving vele beroemde mensen, onder wie Mme de Sablé, Mme de la Fayette en Mme de Sévigné. In 1662 gaf hij zijn Mémoires uit, in 1665 verschenen zijn Réflexions, ou maximes morales, waarin de menselijke relaties beheerst worden door eigenliefde. In 1668 verscheen hiervan al een vijfde druk.
In één van zijn verlovingsbieven aan Tine schrijft m. dat hij de Maximes dikwijls bij zich draagt en het boek daarom laat inbinden (brief van 22 oktober 1843, vw viii, p. 494).
m. haalt herhaaldelijk aforismen van La Rochefoucauld aan. Zo vinden we bijvoorbeeld in Over Specialiteiten de volgende ‘maxime’:
‘Ceux qui s'appliquent trop aux petites choses, deviennent ordinairement incapables des grandes [Fr. wie zich te zeer toelegt op het kleine, wordt gewoonlijk onbekwaam tot het grote]’ (vw v, p. 585).
m. analyseert deze ‘maxime’: het woord trop is hier overbodig, want ‘“Te veel” werkt altyd en overal schadelyk’. Hij voegt hier echter aan toe dat dit geen verwijt is: hij weet hoe moeilijk het is zich juist uit te drukken, en de uitspraak zou ‘hinken’ wanneer men er het woord trop uit zou laten. Over de ‘petites choses’ schrijft hij:
‘Petites choses zyn er niet, en de door Larochefoucauld gewraakte fout ligt niet in de kleinheid der dingenzelf, maar in 't wanbegrip over hun opportuniteit’ (vw v, p. 585)
In een noot bij deze passage voegt hij toe:
‘Van Larochefoucauld weten wy, dat hy zich zeer veel moeite gaf de waarheid der feiten te benaderen in uitdrukking. Jammer dat zyn menskunde zich op een zo nauw terrein bewoog. Hy overzag alleen wat er aan hoven geschiedde, en wel bepaald aan 't franse hof.’ (vw v, p. 646)
In de Millioenen-studiën komen we La Rochefoucauld tegen in het hoofdstuk ‘Priesters, truffels en speelbanken’:
‘Niemand zou durven verkondigen dat 'n driehoek vier zyden heeft, maar wel mag Larochefoucauld de huichelary voorstellen als 'n hulde die de ondeugd aan de deugd bewyst.’ (vw v, p. 215)
In De Bruid daarboven, de Causerieën en Idee 668 haalt m. La Rochefoucaulds uitspraak ‘Tout le monde se plaint de sa mémoire, mais personne ne se plaint de son jugement.’ aan (Fr. Een ieder beklaagt zich over zijn geheugen, maar niemand over zijn oordeel; resp. vw iii, p. 459, vw iv, p. 164 en vw iv, p. 405); in Idee 668 voegt hij hieraan toe dat deze spreuk alleen van toepassing is op ‘wie tevreden is met 'n erkend gebrekkigen maatstaf, en waarde hecht aan het vrysprekende vonnis van 'n rechter in eigen zaak’, want:
‘Het geheugen is zo gelukkig niet. Hem vonnissen dagelyks de onomkoopbare feiten, die op gevoelige wyze het deficit aantonen in de boekhouding van eenmaal opgegaarde, doch later verwaarloosde kennis.’ (vw iv, p. 405)
In Idee 567 voegt m. aan La Rochefoucaulds uitspraak ‘Le désir de paraître habile, empêche souvent de le devenir’ (Fr. het verlangen bekwaam te lijken, belet dikwijls het te worden) toe ‘dat niets meer de onkunde in de hand werkt, dan de mening dat men niet onkundig is’ (vw iv, p. 327).
In ‘Multatuli: aforisticus van de waarheid’ (Over Multatuli, 1979, nr. 4, p. 5-20) vergelijkt Em. Kummer de stijl van m.'s Ideeën met o.a. de Maximes van La Rochefoucauld. *mensenkennis