Lachmé
ps. van Anthon G.W. Ramaer (1812-1867), publicist van De Dageraad (*De Dageraad 2) in de periode 1858-1864 en medewerker van het tijdschrift *Omnibus.
In oktober 1861 besprak hij de Minnebrieven zeer gunstig, ‘doch ik vind er weinig talent in’ schrijft m. in 1861 aan Tine (wsch. 11-18 september, vw x, p. 504). Lachmé besprak ook de Ideeën zeer welwillend. In Idee 321 reageert m. op deze bespreking, waarin Lachmé (hier niet bij naam genoemd) hem zou hebben beschuldigd van ‘verflauwde minachting voor Publiek’. m. reageert hierop met: ‘Dat is laster, en als Lachmé 't weer zegt, doe ik hem 'n proces van injurie aan.’(vw ii, p. 511). In een noot uit 1872 schrijft m. dat de ‘arme’ Lachmé ‘op allertreurigste wyze ondergegaan [is] in de voor sommigen zo zwaren Kampf um's Dasein’ (vw ii, p. 710).