Klassieke schrijvers

In Idee 1268c pleit m. voor de bestudering van de klassieke schrijvers: ‘Ten eerste omdat men zeer dikwyls ook van hen leren kan hoe men niet behoort te schryven’ en ten tweede ‘omdat zy zo'n belangryke plaats innemen in de geschiedenis der algemene ontwikkeling’. ‘Voorgangers zyn ze slechts in chronologisch-historischen zin, en leermeesters voorzover we hun arbeid gebruiken als onderwerp van vry oordelende studie.’. Hieraan voegt hij toe dat zij ons géén ‘bruikbare voorbeelden, modellen’ leveren (vw vii, p. 601). In Idee 1277a schrijft hij:

‘Ik ben zeer vóór 't bestuderen van oude schryvers, daar ze, als dragers der verschynselen die de geschiedenis van den menselyken geest vormen, tot de algemene natuurkunde behoren, welker beoefening de taak van den wysgeer is. Doch juist hierin ligt 'n bewys te meer dat men ze slechts als studie-exemplaren, en niet als modellen gebruiken kan.’ (vw vii, p. 646)

In de Ideeën 1105-1107 houdt hij zich bezig met de vraag of het nuttig is dat de jeugd Grieks en Latijn leert. Hij meent dat er in zijn tijd van een echte klassieke opvoeding niets terechtkomt: ‘Wie de klassieke studiën, zoals die thans bestaan, uitroeit, zal niemendal verricht hebben. De ware kwestie is: of ze zouden behoren te worden ingevoerd?’ (vw vii, p. 63). Volgens m. leert men tegenwoordig alleen wat taalkennis ‘om te dienen tot universele terminologie in wetenschap, techniek en industrie’ (vw vii, p. 63). *laven aan bronnen *Terentius