Klap, de-
Tijdens een optreden van de muzikale familie van Hubert Sauvlet in de Salon des Variétés van Duport in de Nes te Amsterdam, deelde m. op 1 december 1865 een oorvijg uit ‘aan eenige heren, die zich voor tien stuivers entree 't regt aanmatigden zeer verdienstelijke artisten te beschimpen’ (zie hiervoor m.'s advertentie in het Algemeen handelsblad van 5 december 1865, vw xi, p. 523-524). De gedupeerden, Jacob Jacobs en Jesaja de Vries, spanden vervolgens een proces aan tegen m. Op 17 januari 1866 moest hij voorkomen (proces-verbaal, vw xi, p. 545-548). Omdat hij, naar eigen zeggen, te lang op de afhandeling van zijn zaak moest wachten, vertrok hij naar Keulen, waar hij al met Mimi had afgesproken. Op 18 januari werd hij veroordeeld tot 15 dagen gevangenisstraf, twee boetes van f 8,-, en de kosten van het geding (zie het vonnis, vw xi, p. 550-552).
Eind 1867 diende m., op aanraden van *J.J. Rochussen, een verzoek tot gratie in, dat begin 1868 werd ingewilligd (vw xii, p. 585-587; vw xii, p. 619).
Deze affaire wordt door m. beschreven in Idee 538 (vw iii, p. 375-378). In Idee 539 schrijft hij hierover:
‘Myn oorvegen-betoog - thesis, deductie en slotsom, alles uit één stuk - is me byzonder goed bevallen. (...) Ik moet erkennen dat ik moeite had, niet terstond naar Den Haag te gaan, en op soortgelyke manier aan Van Twist te bewyzen hoe verkeerd het is, geld en rang aan te nemen van de Natie om goed te doen, en in stee daarvan het kwade te beschermen. Maar ik bedacht hoe hy reden van klagen hebben zou indien ik hem, den groten misdadiger, gelykstelde met de kleine ploerten in 't parterre van dien schouwburg.(...) Ik erken dat Van Twist recht heeft op iets beters dan een oorveeg. Vooral nu ik gezien heb hoe makkelyk zeker soort van bedeelden zulk een demonstratie aannemen en meedragen.’ (vw iii, p. 378-379).
(Lit. P. Spigt, Keurig in de kontramine, Amsterdam, 1975, p. 56-69)