Jonctys (Ewoutsz), Daniël-
1601-1654, arts te Dordrecht, bestrijder van de pijnbank, fel tegenstander van de calvinistische predikanten, waardoor hij Dordrecht moest verlaten. Hij vestigde zich daarna in Rotterdam. Auteur van o.a. de bundel minnedichtjes Roseliins oochies (1639), Venus en Minerva: of twist-gesprek tusschen diezelfde (1641) en Het waare vrouwenlof. De mannen opperwaerdigheit beweert, tegens de vrouwelijke lof-redenen van dr. Joh. van beverwyk (1640).
m. noemt de derde druk van Roseliins oochies, nu ‘Roozelyns oochjes’ gespeld, met de daarin gepubliceerde brief van *Johannes Hilarides ‘Over de nieuwe herdrukte Roozelyns Oogjes en heedendaagsche Taalbedervers’ in zijn betoog over *spelling in Idee 1064. Zowel de derde druk van Roseliins oochies als de brief van Hilarides, die notabene over spelling gaat, zijn zeer inconsequent qua spelling, betoogt m.
Dit laat, volgens Hilarides zien ‘hoe de Hollanders heeden zeer druk bezig zijn: om de gemeene Nederduitsche taal, eens lustig te verhutselen en te verboeten: Dezelve eensdeels naar het bijzonder Hollandtsch plat en de straattaal. (...) 't Geene wij dan in dit schrijven be-oogen, is uit U:E voornemen, om Venus en Minerva ook te herdrukken: mits het waare Vrouwen Loff.’ m. komt tot de conclusie dat spelling mode is en dat ‘die lieden die 'n uitgaaf menen te verbeteren door 't verhanselen van de spelling des auteurs naar de mode van den dag,’ zich vergissen, want:
‘De vraag is volstrekt niet, of men de eigenaardigheden van 'n schryver goed- of afkeurt. De eigenaardigheden behoren nu eenmaal by 't geheel. Zyn ze loffelyk, dan heeft de auteur er recht op, dat men hem z'n eigendom niet ontneemt. Zyn ze laakbaar, dan eerbiedige men het recht des lezers, om z'n afkeuring daarvan in de schaal te leggen van z'n oordeel over den inhoud. In beide gevallen dienen zy tot karakterisering.’ (vw vi, p. 665-674).