Genesis

In Idee 888 schrijft m.:

‘Onze Genesis, als sprookje beschouwd, is volstrekt niet van lager soort dan vele andere. Integendeel, de vinders der vertellingen die daarin voorkomen, waagden zich, temidden van de kinderachtigheden die in zulke sprookjes thuis behoren, aan een vlucht die volstrekt niet overal wordt aangetroffen. Er is drama in, namelyk expositie, spanning en tragische ontknoping. (...) Uit 'n letterkundig oogpunt, is de joods-christelyke wordingsgeschiedenis van de wereld allerbelangrykst. (...) Het omknoeien van een der honderden Scheppings-legenden die de Voortyd ons naliet, tot uitgangspunt van zedekunde, is misdadig.’ (vw iv, p. 617-618)

In de Ideeën 903 noemt hij Genesis en de Metamorphoses van *Ovidius ‘twee litterarische prachtstukken’ (vw iv, p. 641). In de Ideeën 904-907 (vw iv, p. 641-646) laat hij het verschil zien tussen de behandeling van beide boeken op school: Ovidius' Metamorphosen wordt als literatuur onderwezen terwijl de leerlingen ‘de hebreeuwse Genesis moet aannemen als uitgangspunt van de wysheid die ter zaligheid leidt’ (Idee 904, vw iv, p. 644).