Derde partij

In de Minnebrieven (1860) stelt m. voor om naast de bestaande liberale en behoudende partijen, een derde partij op te richten. Deze partij zou moeten opkomen voor de belangen van de Javaan:

‘Lieve hemel, zou er geen derde party te scheppen wezen! Een party, die eenvoudig de mening voorstond, dat men den Javaan niet moet mishandelen? 't Is een excentriek idee, dat erken ik, doch zodra er weer een plaats open komt in de Tweede Kamer, zal ik dat toch eens beproeven.’ (vw ii, p. 75)

Vervolgens schrijft hij zijn *‘Brief aan de kiezers van Nederland’ (vw ii, p. 75-83). De derde partij wordt opnieuw bepleit in *Over vryen arbeid, waarin m. spreekt van de ‘eerlyke derde party, die ik de Kiezers aanbeval in de Minnebrieven’ (vw ii, p. 207). Hij eindigt met de woorden:

‘Op dan! Ten stryde tegen de leugen! Op, ten stryde! Op, ter overwinning! Op, tot het byeenroepen, tot het ordenen, tot het wapenen van de derde party.’ (vw ii, p. 283)

Ook in de Ideeën gaat hij in op de noodzaak van een derde partij. Bijv. in Idee 452, waarin hij schrijft:

weg met parlementaire, ministeriële leugens! Wy eisen brood, vlees, uitspanning, genot, levensgeluk voor het volk... Geachte hoorders, ik zal te zyner tyd u oproepen, om deel te nemen aan de oprechte, eerlyke, moedige derde party...’ (vw iii, p. 184)

Van m.'s plannen om in Sneek een derde partij op te richten, is niets terechtgekomen.

(Lit. Hans Verhage, ‘De derde partij: Multatuli en Sneek 1868-1875’, in: Over Multatuli, 1991, nr. 27, p. 13-28)