Bondjol

versterkte plaats ten noorden van Fort de Kock, net onder Linie, residentie op Sumatra's Westkust, hoofdplaats van het verzet der *Padri's. In 1837 werd Bondjol ingenomen door Cochius en Michiels. Opmerkelijk is dat in De Bruid daarboven generaal Van Weller, de redder in de nood en de verpersoonlijking van edelmoedigheid, zegt dat hij de vlag plantte op de wallen van Bondjol (vw iii, p. 489). Zou m. bij het schrijven toch nog aan Michiels gedacht hebben?