Blankaart, Abraham-
de oom en voogd van Sara in de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) van Betje Wolff en Aagje Deken (*Wolff en Deken), die door zijn eerlijke optreden en zijn ruime opvattingen veel problemen weet op te lossen. In 1787-1789 gaven de schrijfsters de Brieven van Abraham Blankaart uit.
In hoofdstuk 9 van de Max Havelaar gebruikt Stern Blankaarts stopwoorden: ‘Zodat ik maar zeggen wil’ (vw i, p. 122), waaruit Droogstoppel de conclusie trekt dat Stern door Frits geholpen is, ‘want die Abraham Blankaart is veel te Hollands voor een Duitser’ (vw i, p. 123). In hoofdstuk 10 wordt deze uitdrukking herhaald (vw i, p. 136), waaraan m. in een noot toevoegt: ‘En... voor het tegenwoordig geslacht van Hollanders misschien ook. Hoevelen myner lezers kennen die aardige figuur uit Sara Burgerhart?’ (noot 75 uit 1881, vw i, p. 336). Blankaarts woorden treffen we enkele malen in m.'s werk aan, bijv. in een brief aan zijn broer Pieter van 15 januari 1851 (vw ix, p. 112).