Bewijsstukken van de Havelaarzaak
heeft m. na zijn ontslag in Indië voortdurend bij zich gedragen, getuige zijn opmerking in Idee 951:
‘Ik ben zonder hemd geweest, maar nooit zonder de getuigschriften die den nazaat zullen in staat stellen recht te spreken tussen u [Duymaer van Twist] en my.’ (vw vi, p. 148)
Na de brief van zekere IJ (*Bensen), waarin de vergiftiging van Carolus in twijfel werd getrokken, reisde m. van Brussel naar Rotterdam, alwaar hij in hotel Weimer de bewijsstukken ter inzage aanbood (ingezonden brief in de nrc d.d. 21 februari 1861, vw x, p. 396-399). In een brief van 8 januari 1882 aan J.A.
Roessingh van Iterson herinnert hij zich heel naïef te zijn geweest toen hij meende ‘dat het de Natie om waarheid te doen was! Er kwam niemand!’ (vw xxi, p. 610; zie ook noot 7 uit 1881 bij de Max Havelaar, vw i, p. 315). Deze bewijsstukken zijn voor het eerst uitgegeven door E. du Perron in zijn Bewijzen uit het pak van Sjaalman; nieuwe dokumenten betreffende de Havelaarzaak en Lebak (Rijswijk, 1940). *Havelaarzaak