Bergsma, Willem Bernardus-
1826-1900, Oostindisch ambtenaar, van 1862 tot 1866 controleur van Lebak en tevens zegsman van *R.A. van Sandick. Hij vertelde dat de klagers die naar dd. kwamen, gestuurd waren door de djaksa. Volgens hem was het niet zozeer de regent, maar waren het de hoofden die de bevolking uitzogen omdat zij slecht bezoldigd waren. In februari 1882 publiceerde hij het artikel ‘Hoe het komt, dat Lebak een woestenij is’ in De Amsterdammer (xxi, p. 720-723; *Perelaer). Hierin schrijft hij: ‘In de eerste plaats wensch ik te constateeren, dat het wanbestuur en de knevelarijen van inlandsche hoofden, toen de heer dd. in 1856 den regent van Lebak in staat van beschuldiging wilde doen stellen, schromelijk erg waren’. In Een en ander over Multatuli (1888) schrijft Versluys over Bergsma: ‘Naar aanleiding van het Huldeblijk schreef hij in een brief, dat hij hoopte, dat Multatuli de kroon op zijn werk zou zetten, door ten slotte de opbrengst van 't Huldeblijk beschikbaar te stellen voor de arme bevolking van Lebak. Toch is die zelfde man de handlanger geworden van het Handelsblad om ons streven ter zake van het Huldeblijk te dwarsbomen’ (a.w., p. 112). Bergsma had namelijk op gezag van Duymaer van Twist aan het Algemeen Handelsblad meegedeeld dat dd. een aanzienlijke som geld van laatstgenoemde had aangenomen (*Huldeblijk).
Zijn Indische carrière eindigde Bergsma als hoofd van de afdeling statistiek ter Algemene Secretarie. Sedert 1879 woonde hij weer in Nederland.