Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857

Voorbericht

Nota

Poerworedjo 1846-1848

Dekkers eerste huwelijksjaren

Brieven en dokumenten

[27 juli 1846 Dekker benoemd tot lid van een verpondingscommissie]

[Bijlage I betreffende de residentie Bagelen]

[Bijlage II betreffende de residentie Bagelen]

[19 augustus 1846 Brief van Abr. des Amorie van der Hoeven]

[30 september 1846 Gouvernementsbesluit inzake gelden]

[7 november 1846 Dekker dient een declaratie in]

[9 november 1846 Verkoopakte van het huis van Dekkers vader]

[15 december 1846 Gouvernementsbesluit inzake vergoeding van verplaatsingskosten]

[Bijlage betreffende de rivier Bogowonto]

[Bijlage betreffende de residentie Bagelen in 1846]

[1847 Conduite-beoordeling over Dekker]

[15 maart 1847 Missive van de Ass.-Res. van Krawang aan de Res. van Bagelen]

[24-28 juli 1847 Bezoek van G.-G. Rochussen aan Poerworedjo]

[13 augustus 1847 Dekker neemt het ambt van Secretaris waar]

[25 november 1847 Missive van de Res. van Bagelen aan de G.-G.]

[Bijlage betreffende een overstroming]

[11 december 1847 Gedicht van Dekker voor Keesje de Mooij]

[16 december 1847 Missive van de Res. van Bagelen aan de Dir.-Gen. van Financiën]

[25 januari 1848 Besluit van de G.-G. inzake een gratificatie]

[3 februari 1848 Rekest van Dekker aan de G.-G.]

[13 februari 1848 Rekest van Dekker aan de G.-G., inzake het radikaal]

[14 februari 1848 Apostil van de Res. van Bagelen bij Dekkers rekest]

[20 maart 1848 Abr. des Amorie van der Hoeven overlijdt]

[31 juli 1848 Rekest van Dekker aan de G.-G. inzake verlof]

[11 augustus 1848 Besluit van de G.-G. inzake een maand verlof]

[16 september 1848 Besluit van de G.-G. inzake verlengd verlof]

[19 oktober 1848 Dekker wordt lid van een onderwijscommissie]

[27 oktober 1848 Dekker benoemd tot Secretaris van de residentie Menado]

[27 oktober 1848 Akte van benoeming]

[17 december 1848 K.B. inzake het radikaal]

[2 januari 1849 Dispositie inzake storting van contributies]

Menado 1849-1852

Dekker op Celebes

Brieven en dokumenten

[8 april 1849 Besluit van de G.-G. inzake het radikaal]

[Bijlage betreffende de residentie Menado]

[28 april 1849 Aantekeningen van Dekker in een Memoriaal]

[september 1849 Aantekening onder een Maleise brief]

[17 september 1849 Dekkers broer Jan hertrouwt]

[september-december 1849 Aantekeningen in het Memoriaal]

[5 oktober 1849 Dekker wordt lid van een onderwijscommissie]

[november 1849 Aantekeningen bij een brief]

[7 december 1849 Dekkers zuster Catharina overlijdt]

[december 1849 Aantekening bij een brief]

[1849 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[28 januari 1850 Akte, door Dekker opgemaakt als notaris]

[maart 1850 Dekker koopt een klein landgoed]

[Bijlage inzake een slavenveiling]

[28 juni 1850 Brief van Dekker aan Tine]

[29 juni 1850 Brief van Dekker aan Tine]

[30 juni 1850 Brief van Dekker aan Tine]

[25 juli 1850 Overlijdensakte van Dekkers vader]

[25 juli 1850 Overlijdensadvertentie van Dekkers vader]

[Bijlage Testament van Dekkers vader]

[augustus 1850 Advertentie inzake de boedel van Dekkers vader]

[oktober 1850 Brief van Dekker aan Tine]

[december 1850 Dekker verhuist]

[1850 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[15 januari 1851 Brief van Dekker aan zijn broer Pieter]

[22 januari 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[22 februari 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[24 februari - 6 mei 1851 Brief van Dekker aan Kruseman]

[1 april 1851 Publikatie aan de bevolking van Menado]

[3 april 1851 Tine's grootmoeder overlijdt]

[3 april 1851 Verbaal betreffende de matroos Watts]

[1 mei 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[2 mei 1851 Verklaring van matrozen]

[8 mei 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[12 mei 1851 G.-G. Duymaer van Twist aanvaardt zijn ambt]

[13 mei 1851 De publikatie van 1 april wordt verzonden]

[28 mei 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[30 mei 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[30 mei 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[20 juni 1851 Ontslag van een Hoofd]

[20 juni 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[27 juni 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[17 juli 1851 Missive, door Dekker ontworpen]

[17 juli 1851 Aantekening van Dekker]

[20 juli 1851 Verslag over Menado, 1849]

[20 juli 1851 Verslag over Menado, 1850, fragment]

[23 juli 1851 Briefje van Dekker aan Tine]

[26 juli 1851 Voorstel om Dekker te benoemen tot ass.-res.]

[4 augustus 1851 Rekest van Dekker betreffende eventuele benoeming tot resident]

[6 augustus 1851 Missive van Resident Scherius, Rekest van Dekker betreffende eventuele benoeming tot resident]

[8 oktober 1851 Dekker benoemd tot ass.-res. van Amboina]

[15-22 november 1851 Brief aan Kruseman]

[22-24 november 1851 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[1851 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal, inzake inkomsten per kwartaal]

[februari 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal inzake gelden]

Amboina 1852

Dekker op Ambon

Brieven en dokumenten

[Bijlage betreffende Amboina]

[Bijlage inzake de toestanden op Amboina]

[Bijlage met tekening, inzake Dekkers woning]

[1-9 maart 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[25 maart 1852 Rapport van de sergeant van de wacht]

[26 maart 1852 Missive aan de Gouverneur]

[8 april 1852 Missive aan de Gouverneur]

[april 1852 Missive aan de Gouverneur]

[april 1852 Aantekening van Dekker in het Memoriaal]

[26 april 1852 Dekker ontvangt een prospectus]

[12 juni 1852 Missive aan de Gouverneur]

[14-16 juni 1852 Besluit van Dekker]

[22 juni 1852 Missive aan Van Eijbergen]

[22 juni 1852 Missive aan Van Eijbergen]

[22 juni 1852 Missive aan Van Eijbergen]

[22 juni 1852 De Gouverneur verleent Dekker verlof]

[25 juni 1852 Missive van de Gouverneur aan de G.-G.]

[5 juli 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[7 juli 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[20-23 juli 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[21 juli 1852 Missive van de Gouverneur]

[24 juli 1852 Versje van Dekker]

[24 juli 1852 Vertrek van Dekker]

Tussen Ambon en Amsterdam 1852

Dekker op reis naar Nederland

Brieven en dokumenten

[juli 1852 Dekker op Banda. Aantekeningen in het Memoriaal

[1 augustus 1852 Besluit van de G.-G. inzake twee jaar verlof]

[7 september 1852 Certificaat van ophouding van betaling]

[7 september 1852 De rekenkamer belast Dekker met f360]

[11 september 1852 Brief van Dekker aan Kruseman]

[september 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[15 september 1852 Gouvernementsbesluit inzake Dekkers opvolging]

[19 september 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[september-oktober 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

[27 oktober 1852 Missive van de G.-G. aan de Min. van Koloniën]

[11 november 1852 Aantekeningen in het Memoriaal, inzake St. Helena]

[november-december 1852 Aantekeningen in het Memoriaal na St. Helena]

[30 december 1852 Brief van Dekker aan Kruseman]

[30 december 1852 Aantekeningen van Dekker in het Memoriaal]

Nederland 1853-1855

Dekker met verlof

Brieven en dokumenten

[18 januari 1853 Besluit van de Minister van Koloniën]

[januari 1853 Brief van Mevrouw A.J. Kerkhoven-van der Hucht]

[januari 1853 Aantekening van dezelfde]

[11 februari 1853 Brief van Dekker aan Tine]

[17 februari 1853 Dekker ontvangt Leidse studenten]

[20 februari 1853 Brief van Johannes Bosscha]

[Bijlage inzake de ontvangst van de Leidse studenten]

[23 februari 1853 Besluit van de Minister van Koloniën]

[maart 1853 Brief van Dekker aan zijn broer Jan]

[april 1853 Dekker lid van de vrijmetselaarsloge te Gorinchem]

[Bijlage betreffende Dekkers aansluiting bij de vrijmetselaars]

[Bijlage betreffende Dekkers aansluiting bij de vrijmetselaars]

[11 augustus 1853 Dekker in Culemborg]

De erfenis-kwestie

Overlijdensdata van Tine's familieleden

Dokumenten betreffende het vermogen van Tine's familie

Brieven en dokumenten

[8 september 1853 Rekest van Dekker aan de Min. van Koloniën]

[12 september 1853 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[17 november 1853 Brief van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[17 november 1853 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[21 november 1853 Missive van de Secr.-Gen. van Koloniën aan Dekker]

[3 december 1853 Brief van Dekker aan de Secr.-Gen. van Koloniën]

[8 december 1853 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[1 januari 1854 Geboorte van Dekkers zoon]

[2 januari 1854 Advertentie inzake de geboorte van Dekkers zoon]

[2 januari 1854 Brief van Dekker aan A.C. Kruseman]

[23 maart 1854 Dekker opgenomen als Rozekruiser]

[16 april 1854 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[16 april 1854 Geneeskundige verklaring betreffende Dekker]

[22 april 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[2 mei 1854 Medisch rapport betreffende Dekker]

[6 mei 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[juni 1854 Brief van Dekker aan C.S. van der Pool]

[juni 1854 Brief van Dekker aan C.S. van der Pool]

[juni 1854 Brief van Dekker aan C.S. van der Pool]

[27 september 1854 Nota aan de Minister van Koloniën]

[4 oktober 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[6 oktober 1854 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[7 oktober 1854 Ambtelijke aantekeningen betreffende Dekker]

[7 oktober 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[31 oktober 1854 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[8 november 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[18 november 1854 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[20 november 1854 Aantekening bij het rekest]

[20 november 1854 Tweede aantekening]

[20 november 1854 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[januari 1855 Dekker op reis naar Duitsland]

[23 januari 1855 Brief van Dekker aan Tine]

[28 februari 1855 Ambtelijke aantekeningen]

[7 maart 1855 Missive van de Secretaris-Generaal]

[8 maart 1855 Brief van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[12-17 maart 1855 Drie aantekeningen]

[21 maart 1855 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën, met bijlage]

[24 maart 1855 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[25 maart 1855 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[3 april 1855 Twee aantekeningen inzake Dekkers rekest]

[4 april 1855 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[6 april 1855 Brief van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[8-12 april 1855 Drie aantekeningen]

[11 april 1855 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[12 april 1855 Twee aantekeningen]

[13 april 1855 Missive van de Secretaris-Generaal]

[16 april 1855 Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[17 april 1855 Aantekening van Minister Pahud]

[18 april 1855 Beslissing van de Minister van Koloniën]

[19 april 1855 Adres van Dekker aan de Minister van Koloniën]

[20 april 1855 Missive van de Secretaris-Generaal]

[21 april 1855 Missive van de Secretaris-Generaal]

[21 april 1855 Missive van de Directeur van het Kabinet des Konings]

[21 april 1855 Missive van de Secretaris-Generaal]

[23 april 1855 Bericht van de rederij Van Hoboken]

[23 april 1855 Brief van Dekker aan de Secretaris-Generaal]

[24 april 1855 Besluit van de Minister van Koloniën]

[20 mei 1855 Vertrek van Dekker uit Hellevoetsluis]

Buitenzorg 1855-1856

Wachtende op herplaatsing

Brieven en dokumenten

[10 september 1855 Aankomst van Dekker in Batavia]

[23 oktober 1855 Besluit van de Rekenkamer]

[23 oktober 1855 Besluit van de Rekenkamer]

[26 oktober 1855 Besluit van de Rekenkamer]

[31 oktober 1855 Missive van de Directeur van Financiën]

[7 november 1855 Missive van de Directeur van Financiën]

[21 december 1855 Besluit van de Rekenkamer]

[1 januari 1856 Minister Pahud wordt benoemd tot G.-G.]

[4 januari 1856 Besluit van de Rekenkamer]

[4 januari 1856 Dekker benoemd tot assistent-resident van Lebak]

[4 januari 1856 Extract uit het benoemingsbesluit]

[4 januari 1856 Officiële akte van benoeming]

[Bijlage inzake Dekkers benoeming]

[11 januari 1856 Missive van de Directeur van Financiën]

[17 januari 1856 Brief van Resident Brest van Kempen aan Dekker]

Lebak 1856

Het archief van Lebak

Brieven en dokumenten.

[Bijlage I Missive van 14 juni 1852 inzake karbouwroof]

[Bijlage II Missive van 26 oktober 1852 inzake karbouwroof]

[Bijlage III Klachten van de mandoers, 5 juni 1854]

[Bijlage IV Missive van 12 juni 1854]

[Bijlage V Missive van 15 juni 1854]

[Bijlage VI Onderzoek van klachten, 18 juni 1854]

[Bijlage VII Onderzoek van klachten, 18 juni 1854]

[Bijlage VIII Missive van 27 juni 1854 van de Regent]

[Bijlage IX Missive van 7 februari 1855 aan de Regent]

[Bijlage X Missive van 16 februari 1855 aan de Regent]

[Bijlage XI Missive van 27 februari 1855 aan de Regent]

[Bijlage XII Missive van 1 maart 1855 betreffende de Regent]

[Bijlage XIII Missive van 2 maart 1855 betreffende de Regent]

[Bijlage XIV Missive van 11 maart 1855 aan de Regent]

[Bijlage XV Missive van 19 maart 1855 aan de Regent]

[Bijlage XVI Missive van 22 april 1855 inzake vendutie]

[Bijlage XVII Missive van 26 mei 1855 aan de Regent]

[Bijlage XVIII Missive van 28 mei 1855 aan de Regent]

[Bijlage XIX Missive van 31 mei 1855 aan de Regent]

[Bijlage XX Missive van 4 juni 1855 aan de Regent]

[Bijlage XXI Extract uit de Agenda, 17 juli 1855]

[Bijlage XXII Missive van 21 juli 1855 betreffende personen zonder pas]

[Bijlage XXIII Missive van 28 juli 1855 betreffende beroving]

[Bijlage XXIV Missive van 31 juli 1855 aan de Regent]

[Bijlage XXV Missive van 1 augustus 1855 inzake arbitraire handelingen]

[Bijlage XXVI Missive van 20 augustus 1855 inzake bestraffing]

[Bijlage XXVII Missive van 22 augustus 1855 inzake bestraffing]

[Bijlage XXVIII Missive van 22 augustus 1855 aan de Regent]

[Bijlage XXIX Missive van 27 augustus 1855 aan de Regent]

[Bijlage XXX Missive van 6 september 1855 inzake bestraffing]

[Bijlage XXXI Nota van C.E.P. Carolus]

[Bijlage XXXII Nota van C.E.P. Carolus]

Dekker in Lebak

Brieven en dokumenten

[22 januari 1856 Dekker aanvaardt zijn ambt in Lebak]

[26 januari 1856 Missive van de Directeur van Financiën]

[28 januari 1856 Aantekeningen van Dekker in zijn Memoriaal]

[5 februari 1856 Aantekeningen van Dekker in zijn Memoriaal]

[7 februari 1856 Notities van Dekker in het kopieboek]

[12 februari 1856 Lijst van 42 vragen aan de Regent]

[februari 1856 Brief van de Regent aan Dekker inzake bezoek]

[februari 1856 Brief van Dekker aan de Regent]

[februari 1856 Brief van de Regent aan Dekker inzake geld]

[februari 1856 Brief van Dekker aan de Regent]

[18 februari 1856 Lijst van vier vragen aan de Regent]

[18 februari 1856 Missive van Brest van Kempen aan Dekker]

[19 februari 1856 Dekker zendt de beantwoorde vragen aan de Controleur]

[19 februari 1856 Dekker zendt de beantwoorde vragen aan de Controleur]

[20 februari 1856 Briefje van de Controleur]

[20 februari 1856 Dekker zendt de grassnijders terug]

[20 februari 1856 Brief van de Regent aan Dekker betreffende de grassnijders]

[22 februari 1856 Missive van de Controleur aan Dekker inzake herendienst]

[23 februari 1856 Brief van de Regent van Tjiandjoer aan Dekker]

[februari 1856 Ontwerp van een missive van Dekker aan Brest van Kempen]

[24 februari 1856 Missive van Dekker aan Brest van Kempen (Aanklacht)]

[24 februari 1856 Afschrift van de voorgaande missive]

[25 februari 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

[25 februari 1856 Missive van Dekker aan Brest van Kempen]

[25 februari 1856 Afschrift van de voorgaande missive]

[25 februari 1856 Geschrapt gedeelte]

[26 februari 1856 Brief van de Regent aan Dekker]

[26 februari 1856 Conferentie van Dekker met Brest van Kempen]

[26 februari 1856 Missive van Brest van Kempen aan Dekker]

[27 februari 1856 Brief van Dekker aan de Regent inzake paarden]

[28 februari 1856 Missive van Dekker aan Brest van Kempen]

[29 februari 1856 Missive van Dekker aan de G.-G.]

[29 februari 1856 Nota van Dekker onder een missive]

[29 februari 1856 Brief van de Regent aan Dekker inzake bezoek]

[29 februari 1856 Missive van Brest van Kempen aan de G.-G.]

[5 maart 1856 Missive van Dekker aan de Controleur inzake prijzen]

[7 maart 1856 Missive van de Controleur aan Dekker inzake voedselgebrek]

[10 maart 1856 Brief van de Regent aan Dekker inzake geld]

[11 maart 1856 Advies van de Raad van Indië betreffende Dekker]

[12 maart 1856 Brief van de Regent aan Dekker inzake geld]

[maart 1856 Aantekeningen van Dekker over de toestanden in Lebak]

[maart 1856 Rapport inzake buffelroof]

[15 maart 1856 Missive van Dekker aan de Controleur inzake prijzen]

[17 maart 1856 Missive van de Controleur aan Dekker, inzake prijzen]

[18 maart 1856 Missive van Dekker aan Brest van Kempen, inzake prijzen]

[18 maart 1856 Concept-besluit van de G.-G. betreffende Dekker]

[22 maart 1856 Aantekeningen van Dekker in zijn Memoriaal]

[23 maart 1856 Besluit van de G.-G. betreffende Dekker]

[23 maart 1856 Kabinetsmissive betreffende Dekker]

[27 maart 1856 Missive van Brest van Kempen aan Dekker]

[27 maart 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

[28 maart 1856 Staat van personen in hechtenis]

[29 maart 1856 Brief van Dekker aan Brest van Kempen]

[29 maart 1856 Dekker ontvangt de Kabinetsmissive]

[29 maart 1856 Dekker ontvangt het officiële besluit van overplaatsing]

[29 maart 1856 Dekker ontvangt een brief van Hoogeveen]

[29 maart 1856 Dekker ontvangt de Javasche Courant]

[29 maart 1856 Concept van Dekkers ontslagaanvrage]

[29 maart 1856 Rekest van Dekker aan de G.-G. inzake ontslag]

[29 maart 1856 Ontslagaanvrage van Dekker en missive aan Brest van Kempen]

[29 maart 1856 Vraagpunten aan de Controleur]

[30 maart 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

[30 maart 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

[31 maart 1856 Concept-antwoord van Dekker aan Brest van Kempen]

[31 maart 1856 Missive van Brest van Kempen aan de G.-G.]

[1 april 1856 Brief van de Regent aan Dekker betreffende de grassnijders]

[3 april 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

[4 april 1856 Besluit van de G.-G. inzake Dekkers ontslag]

[april 1856 Aantekeningen voor een memorandum aan de G.-G.]

[april 1856 Aantekeningen voor een memorandum aan de G.-G.]

[9 april 1865 Ontwerp van een memorandum aan de G.-G.]

[april 1856 Overzicht van bewijsstukken]

[14 april 1856 Missive van Dekker aan Brest van Kempen]

[15 april 1856 Missive van Dekker aan de Controleur inzake klachten]

[16 april 1856 Besluit van Brest van Kempen]

[17 april 1856 Brief van Brest van Kempen aan Dekker]

Java 1856-1857

Dekker zonder werk

Brieven en dokumenten

[26 april 1856 Missive van de Controleur aan Brest van Kempen]

[26 april 1856 Brief van Van Hemert aan Dekker]

[6 mei 1856 Brief van Van Hemert aan Dekker]

[9 mei 1856 Ontwerp van een brief van Dekker aan de G.-G.]

[10 mei 1856 Brief van Van Hemert aan Dekker]

[22 mei 1856 G.-G. Pahud aanvaardt zijn ambt]

[23 mei 1856 Ontwerp van een brief aan Duymaer van Twist]

[30 mei 1856 Missive van Brest van Kempen aan de Proc. Generaal]

[23 juni 1856 Ontwerp van een brief van Dekker aan G.-G. Pahud]

[1856 Aantekeningen van Dekker]

[25 juli 1856 Missive van de Rekenkamer]

[18 augustus 1856 Besluit van de G.-G. inzake belastingen]

[25 augustus 1856 Brief van Ds. P. Douwes Dekker]

[20 september 1856 Missive van Brest van Kempen aan de G.-G.]

[13 oktober 1856 Missive van de Dir. der Kultures aan de G.-G.]

[28 oktober 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[29 oktober 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[5 november 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[9 november 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[10-13 november 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[11 november 1856 Beslissing van de G.-G. inzake een rekest van borgen]

[14 november 1856 Missive van de Raad van Indië aan de G.-G.]

[16 november 1856 Brief van Dekker aan Tine]

[28 november 1856 Besluit van de G.-G. inzake belastingen]

[2 december 1856 Missive van de Rekenkamer]

[11 december 1856 Besluit van de G.-G. inzake Lebak]

[20 december 1856 Missive van de Rekenkamer]

[18 februari 1857 Missive van de Dir. van Financiën]

[25 februari 1857 Antwoord van de Resident van Batiava]

[28 maart 1857 Missives van de Dir. van Financiën]

[2 april 1857 Antwoord van de Resident van Soerabaja]

[10 april 1857 Missive van de Dir. van Financiën]

[15 april 1857 Mededeling in de Javasche Courant inzake Dekkers vertrek]

[20 mei 1857 Antwoord van de Resident van Soerabaja]

[1 juni 1857 Geboorte van Dekkers dochter]

[Bijlage inzake Dekkers reis]

Twee Maleise gedichten

Biografische aantekeningen

Biografische aantekeningen

Verklaring

Verbeteringen en aanvullingen


[20 juli 1851
Verslag over Menado, 1849]

* 20 juli 1851

Verslag omtrent de residentie Menado over het jaar 1849, blijkbaar weer het eerste sedert 1829. Concept van Dekker. (Pleidooi, blz. 168) De tekst is door Du Perron gedruktmet uitzondering van wat cijfermateriaal, van minder belang voor niet speciaal daarin geïnteresseerden’. In punt h is het woordhiereen verbetering uithuis’.

Algemeen verslag over de residentie Menado op ulto. 1849 algemeen bestuur.

A. a) Inwendige Staat van rust en tevredenheid.

Deze is gedurende het jaar 1849 zeer gewenscht geweest, en heeft volkomen beantwoord aan den over het geheel goedigen en onderworpen aard van de bevolking.

b) Bevolking. 95.622 zielen.

Sub Litt. A wordt overgelegd eene uitvoerige zielsbeschrijving welke zoo nauwkeurig mogelijk is opgemaakt. Het totaal der zielen slechts 95.622 bedragende, is evenwel hooger te beschouwen dan het cijfer van 108.003 zielen welke bij het laatst ingediend verslag van den jare 1829 opgegeven, en wel dewijl daarbij gevoegd was het gesupponeerd getal inwoners der rijkjes langs de Westkust en der opgezetenen van de Sangirsche eilanden; - eene opgave die door den bekenden onwil der kleine vorstjes aldaar om het juist getal hunner onderhoorigen bekend te stellen als geheel fictief te beschouwen is.

Het is te veronderstellen dat de bevolking der Minahassa sedert 1829 eenigszins is toegenomen, als moetende zulks een noodwendig gevolg zijn van voortgaande beschaving en allengs toe-nemende meerdere zorg van de Hoofden voor het welzijn hunner ondergeschikten. Ook de vaccine zal daarop gunstig gewerkt hebben, doch het gebrek aan volkomen juiste données in eene residentie die nagenoeg geheel verstoken is van Europeesch binnenlandsch bestuur, en waar de hoofden niet gelijk elders bezoldigde ambtenaren zijn maakt het daarstellen van statistieke vergelijking tusschen thans en vroeger illusoir.

Onder Litt. B. wordt hierbij overgelegd eene zoo nauwkeurig mogelijk opgemaakte opgave van geboorten en sterfgevallen onder de Inlanders der Minahassa, terwijl de Staat C bevat eene aantooning van Huwelijken die door Christen-Inlanders gesloten zijn.

Uit de bevolkingstaat A blijkt voorts dat het Christendom aanmerkelijke vorderingen onder den Alfoer maakt, en het is te voorzien dat ten laatste de geheele bevolking daartoe zal overgaan, waartoe door de te

Tondano

Kema

Tommohon

Sonder

Amoerang

Kumelimbuaij (Amoerang)

Tanawanko

Langowan

gevestigde Zendelingen ijverige pogingen wordt in het werk gesteld.

Weelde is om zoo te zeggen tot dusverre eene onbekende zaak, en zelfs bestaat eene laakbare onverschilligheid omtrent werkelijke behoefte die natuurlijkerwijze de ontwikkeling van volksvlijt en industrie in den weg staat.

Op die onverschilligheid lijden dan ook meermalen de beste maatregelen tot vermeerdering van welvaart schipbreuk, en wel verre van eenen hefboom te vinden in het elders zoo magtig werkend eigenbelang, moet de inlander der Minahassa nog eerst gewoon worden aan dat belang te denken, er op te letten en er prijs op te stellen. Er wordt te dien aanzien veel goeds verwacht van het met den aanvang des jaars 1852 in te voeren nieuw stelsel van belasting en kultuur, terwijl het te verwachten is dat daardoor zal ontwikkeld worden een beter begrip van eigendom, en lust om dien door arbeid te vermeerderen.

c) Politie.

De uitoefening der politie in deze residentie is quantitatief zeer uitgebreid en zoude voortdurend een geheel ander personeel vorderen dan voor Menado is toegestaan. Qualitatief echter is dezelve zeer onbeduidend, welke beide omstandigheden een natuurlijk gevolg zijn van den kinderlijken aard des inlanders. De kring waarin hij zich lichamelijk en zedelijk beweegt is zoo klein dat hij van belangrijke delicten nagenoeg gewaarborgd is, doch juist diezelfde oorzaak bewerkt dat hij telkens verschil heeft over eene kleinigheid, die evenwel door den magistraat, het oog vestigende op het gewicht dat de klager of beklaagde aan die kleinigheid hecht, met alle nauwkeurigheid en ernst onderzocht moet worden.

De politie staan ten dienste de volgende middelen:

7 pions of oppassers, die tevens op het residentiebureau dienst van boodschappers doen;

eenige meestal in reparabelen staat verkeerende kleine prauwen (Rorehe's) die aan de bevolking behooren, waarop echter uit gebrek aan fondsen geene vaste bemanning is, en voor welker reparatie etc. in een geheel jaar f125 bij de begrooting is toegestaan. Die vaartuigen kunnen enkel dienen tot het overbrengen van boodschappen, langs de kust, als zijnde dezelve te klein om zich ver in zee te wagen, hetwelk ook door de gewoonlijk nabij zijnde zeeroovers ongeraden is.

Drie Korra Korra's toebehoorende aan Z.H. den Sultan van Ternate, en welke sedert onheugelijke jaren door dien vorst ter beschikking der Menadosche kusten verstrekt worden. Onder gehoudenis echter van de zijde des Gouvernements de opvarenden te bezoldigen en van voedsel te voorzien. Die vaartuigen komen den lande 's jaars op ± f 1800 te staan en daarvan wordt zoo weinig nut getrokken dat ik mij genoodzaakt heb gezien op de afschaffing van dien maatregel (en wel tegen inplaats stelling van andere meer voldoende middelen) aan te dringen, waarover naar ik vertrouw Uwe Excellentie door den Heer Gouverneur der Moluksche eilanden zal worden geadieerd.

De schutterij. Deze bestaat uit drie Compagnien van welke de eerste en tweede te Menado en de andere te Kema, Amoerang, Bolang, Likoepang en Tanawanko is ingedeeld. Dezelve heeft over het algemeen eene goede houding, hetgeen te meer te prijzen is daar ze nagenoeg geheel uit Inlandsche burgers (Christen- en Mahomedaansche) is zamengesteld.

Overigens wordt de politie met bovenstaande middelen uitgeoefend ter hoofdplaats door den Resident en in de afdeelingen door de respectieve opzieners, die het verslag hunner verrigtingen daaromtrent periodiek aan den Resident ter goedkeuring aanbieden.

Hun is echter het opleggen van eene zwaardere straf dan 12 rottingslagen of acht dagen gevangenis verboden, wordende de zaken die in zulke termen vallen voor den Resident gebragt en door dezen behandeld.

Het spreekt van zelf dat door de groote uitgestrektheid der Residentie in vergelijking met het personeel door de politie menigvuldig moet gebruik gemaakt worden van het intermediair der Inlandsche Hoofden die daarin steeds bereidwilligheid, soms bekwaamheid, doch meermalen geheele onbekendheid met onze vormen en begrippen van regt aan den dag leggen.

d) Wegen, rivieren en andere middelen van binnenlandsche Communicatie.

De rivieren zijn bergstroomen, en met uitzondering dier gedeelten welke in onmiddelijke nabijheid der zee zijn, voor transport te water volkomen ongeschikt.

De hoofdwegen die alom door bergpaden vertakt zijn met nabijgelegen negorijen, zijn de volgende.

De groote weg van Menado naar Kema 21 palen lang, met vele bruggen.

De groote weg van Menado naar Tondano, loopende over het gebergte Impong en voorts langs de hoofdnegorij Tommohon. Deze is almede 21 paal lang en bevat vele zeer groote bruggen die naar mijn inzien als voorbeelden kunnen geciteerd worden van hetgeen bij goeden wil ook zonder de minste wetenschappelijke leiding kan worden voortgebragt.

De groote weg van Menado naar Amoerang langs de hoofd-negorij Tanawanko, 36 palen lang, loopende over den berg Sapoetan. Deze is gelijk de vorigen in zeer goeden staat met uitzondering van eenige weinige palen in de nabijheid der negorij Tatelie, alwaar zware, zeer moeilijk te removeeren rotsblokken de passage belemmeren. Zoodra mogelijk zal dit beletsel worden opgeheven.

De groote weg van Menado naar Likoepang lang 23 palen, in zeer goeden staat.

Het net dat door al deze wegen met derzelver ontelbare zijpaden over de Minahassa ligt uitgespreid, biedt de meest mogelijke gelegenheid aan voor eene ongestremde circulatie van personen en goederen, en zal ook geheel voldoende blijven voor eene behoorlijke afvoer van koffij naar de binnenlandsche pakhuizen, zoodra dat product daarheen zal getransporteerd worden.

Als middel van transport wordt hoe langer hoe meer (evenwel langzaam) van paarden, en karren gebruik gemaakt; de hoofdzaak is tot nogtoe gebleven de afvoer door menschen. Het is evenwel te verwachten dat bij den afvoer en bloc die later met de binnenlandsche pakhuizen naar de stranden zal plaats hebben, de ondernemingsgeest van dezen of genen zal ontwaken om door gepaste middelen hier aan een einde te maken, hetwelk door invoer van geschikte karren en trekvee waarschijnlijk gelukken zoude. Het heeft niet ontbroken aan aansporingen daartoe van mijne zijde en het is mij dan ook bewust dat daarop regard geslagen is, hetwelk bij de invoering van het nieuwe stelsel nader blijken zal.

e) Waterleidingen.

In het daarstellen hiervan en de toepassing op de rijstkultuur is de Minahassabewoner verre ten achteren bij den Javaan. De bekwaamheid daarin gaat evenwel vooruit.

f) Marktplaatsen.

Deze bevinden zich ter Hoofdplaats en te Kema. Hetgeen daar te verkrijgen is bepaalt zich tot Inlandsche consumtie. Van de zuivere passers welker oprigting ik alom heb bevolen, en waarop te beginnen met 1o 1852 rijst en lijwaten zullen worden ter markt gebragt, wordt veel goeds verwacht.

g) Posterijen.

Er is sedert korten tijd eene binnenlandsche posterij opgerigt, deze begint langzamerhand te voorzien in de daarvoor benoodigde inkoop van paarden en andere uitgaven. Vroeger bestond de communicatie door het zenden van dusgenoemde Soeroehans. [*] Soeroehans: postlopers, bodes. G.S.

h) Landsgebouwen & Werken.

Eene staat daarvan wordt hierbij onder Litt. D. aangeboden, waaruit blijken moge dat er veel ontbreekt. Er bestaat namelijk geen residentiebureau, geen kantoor voor den haven- post- en pakhuismeester, geene civiele gevangenis enz. over welk een en ander hier niet behoeft te worden uitgewijd, daar het naar ik vermeen bij de zending des Ingenieurs Beijerinck herwaarts, onder anderen ook de bedoeling van het Gouvernement was aan dien staat van zaken een einde te maken.

i) Kort verslag der Inspectiereizen door den Resident geschied.

Ik heb mij terstond na mijne aankomst in de residentie op reis begeven naar Gorontalo van welke uitslag ik ter zijner tijd berigt en voorstellen gediend heb, zijnde voorts een groot gedeelte van het jaar 1849 besteed tot het bezoeken der Minahassa tot het erlangen van alle inlichtingen welke ik tot het zamenstellen mijner rapporten van 20 Januarij 1850 Nos 27 à 31 [**] Rest ontbreekt. E. du Perron

B. a) Landbouw.

Dit allerbelangrijkst onderwerp zoo uitvoerig behandeld zijnde in de herhaalde berigten van Gouvernements Kommissarissen alhier, meen ik mij van herhalingen te dien aanzien te mogen onthouden, en alleen te moeten aanstippen dat de rijstkultuur in 1849 op de hier gewone wijze heeft plaats gevonden en dat de koffijoogst 8338 5/125 piculs heeft bedragen waarvoor uit 's lands kas een bedrag van f104.225.60 is uitbetaald en voorts dat de door vele particulieren en nagenoeg iedere inlander beoefende kakaokultuur door eene ziekte in den vrucht weinig of niets heeft voortgebragt.

b) Veeteelt.

Gebrek aan données over vorige jaren belet mij den aanwas of afname des veestapels in de Minahassa waar te nemen. Een opgave wordt onder La. E. overgelegd. Over het geheel wordt ook te dien aanzien van het nieuwe stelsel veel goeds verwacht dewijl bij ontwaakte industrie de waarde van draag- en trekvee stijgen zal, en de betrokkene op de gewenschtheid der vermeerdering zal doen acht slaan. Karbouwen zijn in deze residentie slechts te Gorontalo, en het paardenras, hoewel schoone dieren opleverende wordt over het algemeen door den inlander niet naar behooren verzorgd en veredeld.

c, d en e.) Visscherij, Nijverheid, handel.

Gaarne wenschte ik van deze belangrijke onderwerpen een gunstiger getuigenis te kunnen afleggen dan het geval is. Het smart mij te moeten verklaren dat luiheid, onverschilligheid gevoegd bij de door het klimaat als het ware gewettigde geringe noodzakelijkheid tot inspanning ter verkrijging van het noodige, in vele takken van nijverheid eene slapte doet ontstaan, die hoezeer niet vreemd, - het is hier nimmer beter, meestal erger geweest - evenwel den opmerkzamen toeschouwer naar verandering doen uitzien. Ik verwacht en wensch dit dan ook van het nieuwe stelsel.

Wat handel aangaat, dezelve was in 1849 geenszins levendig, en dit baart geene verwondering als men de overvoerdheid in aanmerking neemt waardoor de bevolking in vorige jaren is uitgeput geworden. De winst van den landbouwer is voortdurend in handen van enkelen overgegaan. Eene stagnatie is daarvan het natuurlijk gevolg, en deze zal niet ophouden voor de prijs van het product meer direct en in kleinere deelen gesplitst in handen van de producent geraakt.

Ook hieromtrent zijn na al het daarover bereids aangevoerde verdere beschouwingen overbodig. Men verwachte van de toekomst wat de verouderde organisatie van het verledene niet geven konde.

Een staat van uit en invoer gedurende 1849 wordt hierbij sub L.F. aangeboden.

f) Circulatie van geld.

Deze is ongestremd. De recepissen zijn alom gewild, schoon evenwel meermalen hier en daar behoefte aan koper is hetwelk dan weder van elders daarheen vloeit en het evenwigt alzoo, zonder agio in stand houdt.

g) Bosschen.

Het bruikbaar hout begint zich hoe langer hoe meer van de nabuurschap der negorijen, door gedurig kappen te verwijderen. De bosschen bevatten evenwel schatten van kostbare houtsoorten, die evenwel voor het gebruik meestal door den verren afstand en het moeielijk transport, niet zoo snel en gemakkelijk te verkrijgen zijn als wenschelijk ware.

C. a) Schoolwezen.

Op de Hoofdplaats Menado bevindt zich eene zeer goede althans voldoende school voor kinderen van Europeanen.

Wat het Inlandsch schoolwezen aangaat, bestaan er twee soorten van scholen: de zoogenaamde Negorijschool welke door het bestuur zijn (sic) daargesteld en die welke door de zendeling vereeniging zijn opgericht. Beide staan echter onder onmiddellijk toezicht van l.g.m. vereeniging die zich te dien aanzien zeer verdienstelijk maakt.

Van Gouvernementswege wordt 's jaarlijks eene som van bijna f2000. - voor bezoldiging van onderwijzers en opleiding daartoe uitgegeven, waarvan nagenoeg een derde gedeelte aan onderwijzers op de Sangirsche eilanden besteed wordt.

De invloed van het schoolonderwijs is onbetwistbaar nuttig, indien slechts worde te keer gegaan de al te groote geneigdheid van den Inlander om zoodra hij lezen, schrijven en psalmzingen kan zich te onttrekken aan den zoo noodzakelijken landbouw.

b) Inlandsche geestelijkheid.

Is onbeduidend en heeft niet de minsten invloed. Een alfoersche priester bezit alleen bij het verrigten van eenige plegtigheden zeker gewigt. Daarna loopt hij als een gewone inlander rond, en is van den zelven noch door kleeding noch door kunde te onderscheiden.

c en d) Liefdadige gestichten, Godshuizen, Armwezen, bedelarij.

Er bestaat hier een Diaconie armfonds dat deszelfs gelden aan de Algemeene rekenkamer verantwoordt, doch naar ik vermeen wordt de hulp van dat Kollegie, dat dan ook trouwens over weinige middelen beschikt, zelden ingeroepen. Hier vinde ter eere van Menado eene opmerking hare plaats die wel waardig is vermeld te worden. Het is deze: dat men weinig plaatsen vinden zal waar vergelijkenderwijze zooveel liefdadigheid heerscht als hier. De voorbeelden daarvan zijn te menigvuldig om aangehaald te worden.

Bedelarij bestaat hier dus niet.

Als liefdadige inrigting zal weldra kunnen worden aangewezen het gesticht voor melaatschen dat op het eiland Banka nabij Likoepang opgerigt wordt, en zal ook als zoodanig in het verslag over een volgend jaar waarin dat gesticht voltooid wezen zal, eene plaats vinden.

e en f) Justitie, regterlijke Politie, regtsbedeeling, misdaden en straffen.

In overeenkomst met hetgeen in de § A.c. omtrent den kinderlijken aard des Inlanders gezegd is, moge almede dienen de opmerking dat capitale misdaden hoogst zeldzaam zijn, en dan nog meestal getuigen meer van eene kinderachtige verdwaasdheid dan wel verdorvenheid des gemoeds.

Het is waar dat er van eene overigens gewenschte verhoogde beschaving almede verhooging van het cijfer der te behandelen Criminele zaken te verwachten is, zijnde in het jaar 1849 slechts vier zulke zaken behandeld geworden.

Die behandeling geschiedt voor den Land- of Minahassaraad welk Kollegie hare vonnissen voorzooverre dezelve condemnatie voor meer dan één jaar dwangarbeid bevatten, ter revisie aanbiedt aan den Raad van Justitie te Ternate.

Ten aanzien der al of niet toereikendheid der straffen is mijn gevoelen dat de thans nog vigerende bepalingen op het strafregt voor deze residentie te streng, doch dat de maxima der door den Magistraat op te leggen policiestraffen te laag gesteld zijn, welk gevoelen door mij in het ter zake dienend rapport aan de Com-missie ingesteld bij besluit dd. 30 Junij 1848 No. 1b is uiteengezet geworden.

g) Gevangenissen.

Reeds onder de rubriek Landsgebouwen is van de ontstentenis eener gevangenis melding gemaakt. In dat gebrek wordt zoo goed mogelijk voorzien door gebruik te maken van een steenen gebouwtje in het fort dat evenwel reeds voor jaren aan het militair Departement had moeten worden overgegeven gelijk trouwens al de localen die nog daarin thans door het Civiel Departement gebezigd worden (als een locaal voor rijst, een voor geldkamer, een voor ijzerpakhuis, een voor het bureau van den haven- post- en pakhuismeester) doch welke overgave nimmer heeft kunnen plaats vinden omdat er nergens andere localen bestonden waarin de bedoelde opsluiting, berging of andere wijze van gebruik konden worden overgebragt.

Ook daarin had ik vermeend dat door den Ingénieur Beijerinck zoude worden voorzien.

Overigens wordt tot voorloopig arrest van beschuldigden, of wel tot het straffen van geringe vergrijpen gebruik gemaakt van een bamboezen bijgebouwtje op het erf van het gehuurde residentiehuis.

Het behoeft niet gezegd dat deze regelingen zijn bij gebrek aan beter, en dat voorziening in een en ander wenschelijk ware.

h, i en k) Kettinggangers, bannelingen, personen onder opzigt der policie.

Op ultimo 1849 bevonden zich in deze residentie 37 kettinggangers. Later is het Gouvernement verzocht geworden dat getal met een vijftigtal te verhoogen, en wel ten einde bij de invoering van het nieuwe stelsel, hoofdzakelijk tendeerende om elken inlander het genot van eigen arbeid te doen smaken, en waardoor dus alle arbeid die vroeger oudergewoonte voor niet verrigt werd, zal moeten betaald worden, eenige verligting van uitgaven door het Gouvernement teweeg te brengen voor dusdanige werkzaamheden als gevoegelijk aan gecondemneerden kan worden opgedragen, als het schoon houden der Gouvernementswegen op de hoofdplaatsen e.d.

Onder de Staatsgevangenen van eenig belang komen voor de Javaansche Pangerangs Soeria Ningrat en Rongo, benevens de gewezen aanhanger van Diepoe Negoro, Kiay Modjo welke laatste evenwel in den loop des jaars 1849 overleden is.

l) Slaven Registers.

Deze worden overeenkomstig de voorschriften gehouden, en beantwoorden aan het doel.

D. Geneeskundige dienst, Koepokinenting en Hospitalen.

De Civiele geneeskundige dienst wordt waargenomen door een officier van Gezondheid 2e kl. tevens Civiel Geneesheer en opziener der vaccine. Deze resideert ter hoofdplaats en verwijdert zich van daar slechts twee malen 's jaars ter inspectie der vaccine, - zoodat het geheele overige gedeelte der Residentie zonder geneeskundige hulp is, en zich met dusgenaamde Doekoens moet behelpen.

Op de hoofdplaats bevindt zich eene militaire Infirmerie waarin tevens behoeftige Civiele personen worden opgenomen.

De inenting der koepokstof vindt geene tegenkanting. Een staat van de in 1849 ingeënte kinderen wordt onder La. G. overgelegd.

Personeel der ambtenaren.

A a/c. Gedrag, bekwaamheid en bezoldiging.

Den Resident zijn toegevoegd een Secretaris, tevens vendumeester enz. op een tractement van f400. - 's maands.

Klerken op het residentiekantoor gezamenlijk eene bezoldiging genietende van f240. - 's maands.

Drie binnenlandsche opzieners, nagenoeg de functie verrigtende van Assist. Residenten op f78. - 's m.

Een pakhuismeester op ‘200’ en voorts de Civiel gezaghebber te Gorontalo, welke betrekking vroeger door eenen Assistent Resident werd bekleed op f300. -.

Wat gedrag en bekwaamheid der ambtenaren aangaat [is het mij aangenaam Uwe Excellentie daaromtrent in het algemeen de beste getuigenis te kunnen geven, dat den (sic) Secretaris Douwes Dekker in het bijzonder zich door geschiktheid voor zijne betrekking, kunde en ijver op het voordeeligst onderscheidt, en ik het mij ten pligt beschouw, hem als zoodanig bij Uwe Excellentie kenbaar te maken en bij voorkomende gelegenheid dringend tot bevordering aan te bevelen, zijnde hij mijns inziens voor elke hoogere betrekking geschikt.] [*] Wat tussen vierkante haakjes staat, is ingevuld in de hand van resident Scherius. (E. du Perron)

Inlandsche ambtenaren.

B a/c. Gevolgzaamheid, vertrouwen bij hunne minderen. IJver in de volbrenging hunner verpligtingen. [**] Het eerste woord van dit opschrift luidt bij Du Perron (Pleidooi, blz. 182): Gevoegzaamheid, wat wel een lees- of drukfout moet zijn. G.S.

Eigenlijk zoude ik kunnen volstaan met de verklaring dat hier geene Inlandsche ambtenaren zijn. De hoofden toch der Minahassa en de radja's der omliggende rijkjes zijn onbezoldigde personen die jure tegenover het Gouvernement nog geheel het standpunt hebben van, - wel is waar nederige - doch steeds onafhankelijke bondgenooten, die alleen tot onderdanigheid verpligt zijn uit hoofde der door hen eigenwillig aangegane overeenkomsten.

Facto echter is hunne positie geheel die van ondergeschikten, en in hun eigen belang zoude het welligt nuttig zijn door het toekennen van billijke bezoldigingen hen ook regtens (althans de hoofden in de eigenlijke Minahassa) tot ambtenaren, dienaren van den staat te maken.

In het algemeen is het getal der hoofden eer te groot dan te gering, en met weinige uitzonderingen de graad van vertrouwen bij hunnen minderen, en hunne ijver, - dit laatste vooral in verband beschouwd met hunne dubbelzinnige positie - voldoende.

Ik mag niet voorbij gaan tenslotte op te merken dat ik de eer zoude gehad hebben Uwer Excellentie een meer uitvoerig verslag aan te bieden indien niet de gedurende dit jaar geheerscht hebbende koortsen waardoor ik zelf, de secretaris en nagenoeg het geheele personeel van het residentiebureau bijna voortdurend is aangetast geweest, mij hiervan hadden verhinderd.

Ook wenschte ik in verband met de menigvuldige uitvoerige rapporten deze Residentie betreffende, welke Uwer Excellentie in de laatste jaren onder anderen door de kommissarissen Francis en Weddik zijn aangeboden, een meer bevattend verslag gaarne uittestellen tot na de invoering van het nieuwe stelsel, dewijl inderdaad door het énerverend oud-Compagnie-stelsel dat thans nog vigeert, elke vooruitgang zoodanig wordt belemmerd, dat het laatstingediend verslag van 1829, met weinige veranderingen nog nagenoeg de juiste schets der Residentie aanbiedt.

De Resident

S.

Menado 20 Julij 1851.