Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 1. Geloofsbelydenis. Max Havelaar [enz]

Geloofsbelydenis

Geloofsbelydenis

Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappy

Aan E.H.v.W.

Eerste hoofdstuk

Tweede hoofdstuk

Derde hoofdstuk

Vierde hoofdstuk

Vijfde hoofdstuk

Zesde hoofdstuk

Zevende hoofdstuk

Achtste hoofdstuk

Negende hoofdstuk

Tiende hoofdstuk

Elfde hoofdstuk

Twaalfde hoofdstuk

Dertiende hoofdstuk

Veertiende hoofdstuk

Vijftiende hoofdstuk

Zestiende hoofdstuk

Zeventiende hoofdstuk

Achttiende hoofdstuk

Negentiende hoofdstuk

Twintigste hoofdstuk

Aantekeningen en ophelderingen

Aantekeningen en ophelderingen

Brief aan ds. W. Francken Az.

Aan den schrijver van Max Havelaar De koffieveilingen der handelmaatschapplj

Aan den weleerwaarden heer W. Francken Az. Directeur van het zendelinggesticht te Rotterdam

Aantekeningen

Brief aan den gouverneur-generaal in ruste

Max Havelaar aan Multatuli

Aantekeningen

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Max Havelaar aan Multatuli

Max Havelaar aan Multatuli

Het gebed van den onwetende

Het gebed van den onwetende

Aantekeningen

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb!

Naschriftje

Aantekeningen

Verantwoording

Verantwoording

Geloofsbelydenis

Max Havelaar

Brief aan ds. W. Francken Az.

Brief aan den gouverneur-generaal in ruste

Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel

Max Havelaar aan Multatuli

Het gebed van den onwetende

Wys my de plaats waar ik gezaaid heb

Alphabetische lijst van verklaringen

Alphabetische lijst van Indonesische woorden


Eerste hoofdstuk

Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No. 37. Het is myn gewoonte niet, romans te schryven of zulke dingen, en het heeft dan ook lang geduurd, voor ik er toe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het werk aan te vangen, dat gy, lieve lezer, zo-even in de hand hebt genomen, en dat ge lezen moet als ge makelaar in koffie zyt, of als ge iets anders zyt. Niet alleen dat ik nooit iets schreef wat naar een roman geleek, maar ik houd er zelfs niet van, iets dergelyks te lezen, omdat ik een man van zaken ben. Sedert jaren vraag ik my af waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd over de onbeschaamdheid waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan. Als ik in myn vak - ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No. 37 - aan een principaal - een principaal is iemand die koffie verkoopt - een opgave deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in gedichten en romans de hoofdzaak uitmaken, zou hy terstond Busselinck & Waterman nemen. Dat zyn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge niet te weten. Ik pas er dus wel op, dat ik geen romans schryf, of andere valse opgaven doe.

Ik heb dan ook altyd opgemerkt dat mensen die zich met zoiets inlaten, gewoonlyk slecht wegkomen. Ik ben drie-en-veertig jaren oud, bezoek sedert twintig jaren de beurs, en kan dus voor den dag treden, als men iemand roept die ondervinding heeft. Ik heb al wat huizen zien vallen! En gewoonlyk, wanneer ik de oorzaken naging, kwam het me voor, dat die moesten gezocht worden in de verkeerde richting die aan de meesten gegeven was in hun jeugd.

Ik zeg: waarheid en gezond verstand, en daar blyf ik by. Voor de Schrift maak ik natuurlyk een uitzondering. De fout begint al van Van Alphen af, en wel terstond by den eersten regel over die ‘lieve wichtjes’. Wat drommel kon dien ouden heer bewegen zich uit te geven voor een aanbidder van myn zusje Truitje die zere ogen had, of van myn broêr Gerrit die altyd met zyn neus speelde? En toch, hy zegt: ‘dat hy die versjes zong, door liefde gedrongen’. Ik dacht dikwyls als kind:‘man, ik wilde u graag eens ontmoeten, en als ge my de marmerknikkers weigerde, die ik u vragen zou, of myn naam voluit in banket - ik heet Batavus - dan houd ik u voor een leugenaar.’ Maar ik heb Van Alphen nooit gezien. Hy was al dood, geloof ik, toen hy ons vertelde dat myn vader myn beste vrind was - ik hield meer van Pauweltje Winser, die naast ons woonde in de Batavierstraat - en dat myn kleine hond zo dankbaar was... we hielden geen honden, omdat ze zo onzindelyk zyn.

Alles leugens! Zó gaat dan de opvoeding voort. Het nieuwe zusjen is van de groenvrouw gekomen in een grote kool. Alle Hollanders zyn dapper en edelmoedig. De Romeinen waren bly dat de Batavieren hen heten leven. De Bey van Tunis kreeg een kolyk als hy het wapperen hoorde van de Nederlandse vlag. De hertog van Alva was een ondier. De eb, in 1672 geloof ik, duurde wat langer dan gewoonlyk, expres om Nederland te beschermen. Leugens! Nederland is Nederland gebleven, omdat onze oude lui goed op hun zaken pasten, en omdat ze het ware geloof hadden. Dát is de zaak!

En dan komen later weer andere leugens. Een meisje is een engel. Wie dit het eerst ontdekte, heeft nooit zusters gehad. Liefde is een zaligheid. Men vlucht met het een of ander voorwerp naar het einde der aarde. De aarde heeft geen einden, en die liefde is ook gekheid. Niemand kan zeggen dat ik niet goed leef met myn vrouw - zy is een dochter van Last & Co., makelaars in koffie - niemand kan iets op ons huwelyk aanmerken. Ik ben lid van Artis, zy heeft een sjaallong van twee-en-negentig gulden, en van zulk een malle liefde die volstrekt aan het einde der aarde wil wonen, is toch tussen ons nooit sprake geweest. Toen wy getrouwd zyn, hebben we een toertje naar Den Haag gemaakt - ze heeft daar flanel gekocht, waarvan ik nog borstrokken draag - en verder heeft ons de liefde nooit de wereld ingejaagd. Dus: alles gekheid en leugens!

En zou myn huwelyk nu minder gelukkig zyn, dan van de mensen die zich uit liefde de tering op den hals haalden, of de haren uit het hoofd? Of denkt ge dat myn huishouden iets minder wel geregeld is, dan het wezen zou als ik voor zeventien jaar myn meisjen in verzen gezegd had dat ik haar trouwen wilde? Gekheid! Ik had dit toch even goed kunnen doen als ieder ander, want verzenmaken is een ambacht, zeker minder moeilyk dan ivoordraaien. Hoe zouden anders de Ulevellen met deviezen zo goedkoop wezen? - Frits zegt: ‘Uhlefeldjes’ ik: weet niet, waarom? - En vraag eens naar den prys van een stel biljartballen!

Ik heb niets tegen verzen op-zichzelf. Wil men de woorden in gelid zetten, goed! Maar zeg niets wat niet waar is. ‘De lucht is guur, en 't is vier uur’. Dat laat ik gelden, als het werkelyk guur en vier uur is. Maar als 't kwartier voor drieën is, kan ik, die myn woorden niet in gelid zet, zeggen: ‘de lucht is guur, en 't is kwartier voor drieën’. De verzenmaker echter is door de guurheid van den eersten regel aan een vol uur gebonden. Het moet voor hem juist vier, vyf, twee, één uur wezen, of de lucht mag niet guur zyn. Daar gaat hy dan aan 't knoeien! Of het weêr moet veranderd, óf de tyd. Eén van beiden is dan gelogen. En niet alleen die verzen lokken de jeugd tot onwaarheid. Ga eens in den schouwburg, en luister dáár wat er voor leugens aan den man worden gebracht. De held van het stuk wordt uit het water gehaald door iemand die op 't punt staat bankroet te maken. Dan geeft hy hem zyn halve vermogen. Dat kan niet waar zyn. Toen onlangs op de Prinsengracht myn hoed te water woei - Frits zegt: waaide - heb ik den man die hem my terugbracht, een dubbeltje gegeven, en hy was tevreden. Ik weet wel dat ik iets meer had moeten geven als hy myzelf er uitgehaald had, maar zeker myn halve vermogen niet, want het is duidelyk dat men op die wys maar tweemaal in het water hoeft te vallen om doodarm te wezen. Wat het ergste is by zulke vertoningen op het toneel, het publiek gewent zich zó aan al die onwaarheden, dat het ze mooi vindt en toejuicht. Ik had wel eens lust zo'n heel parterre in 't water te gooien, om te zien wie dat toejuichen gemeend had. Ik, die van waarheid houd, waarschuw ieder dat ik voor het opvissen van myn persoon geen zo hoog bergloon betalen wil. Wie met minder niet tevreden is, late my liggen. Alleen Zondags zou ik iets meer geven, omdat ik dan myn kantilje ketting draag, en een anderen rok.

Ja, dat toneel bederft velen, meer nog dan de romans. Het is zo aanschouwelyk! Met wat klatergoud en wat kant van uitgeslagen papier, ziet er dat alles zo aanlokkelyk uit. Voor kinderen, meen ik, en voor mensen die niet in zaken zyn. En zelfs als ze armoede willen voorstellen, is hun voorstelling altyd leugenachtig. Een meisje wier vader bankroet maakte, werkt om de familie te onderhouden. Heel goed. Daar zit ze dan te naaien, te breien of te borduren. Maar tel nu eens de steken die ze doet, gedurende het hele bedryf. Ze praat, ze zucht, ze loopt naar 't venster, maar werken doet ze niet. De familie die van dezen arbeid leven kan, heeft weinig nodig. Zo'n meisje is natuurlyk de heldin. Ze heeft enige verleiders de trappen afgeworpen, ze roept gedurig: ‘o myne moeder, o, myne moeder!’ en stelt dus de deugd voor. Wat is dat voor een deugd, die een vol jaar nodig heeft voor een paar wollen kousen? Geeft dit alles niet valse denkbeelden van deugd, en ‘werken voor den kost?’ Alles gekheid en leugens!

Dan komt haar eerste minnaar - die vroeger klerk was aan 't kopieboek, maar nu schatryk - opeens terug, en trouwt haar. Ook weer leugens. Wie geld heeft, trouwt geen meisjen uit een gefailleerd huis. En als ge meent, dat dit op het toneel er dóór kan als uitzondering, blyft toch myn aanmerking bestaan, dat men den zin voor waarheid bederft by het volk, dat de uitzondering als regel aanneemt, en dat men de publieke zedelykheid ondermynt, door het te gewennen iets toe te juichen op het toneel, wat door elk fatsoenlyk makelaar of koopman voor een bespottelyke krankzinnigheid wordt gehouden in de wereld. Toen ik trouwde, waren wy op het kantoor van myn schoonvader - Last & Co. - met ons dertienen, en er ging wat om! En nog meer leugens op het toneel. Als de held met zyn styven komediestap weggaat om het vaderland te redden, waarom gaat dan de dubbele achterdeur altyd vanzelf open?

En verder... hoe weet een persoon die in verzen spreekt, wat de ander te antwoorden heeft, om hem het rym gemakkelyk te maken? Als de veldheer tot de prinses zegt: ‘Mevrouw, het is te laat, de poorten zyn gesloten’, hoe kan hy dan vooruit weten, dat zy zeggen wil: ‘welaan dan, onversaagd, men doe het zwaard ontbloten?’ Want als zy nu eens, horende dat de poort toe was, antwoordde dat ze dan wat wachten zou tot er geopend werd, of dat zy een andermaal eens terug zou komen, waar bleef dan maat en rym? Is het dus niet een pure leugen als de veldheer de prinses vragend aanziet, om te weten wat ze doen wil na 't poortsluiten? Nog eens: als ze nu eens lust had gehad te gaan slapen, in plaats van iets te ontbloten? Alles leugens!

En dan die beloonde deugd! O, o, o! Ik ben sedert zeventien jaren makelaar in koffie - Lauriergracht No. 37 - en heb dus al zoiets bygewoond, maar het stuit my altyd vreselyk, als ik de goede lieve waarheid zó zie verdraaien. Beloonde deugd? Is het niet om van de deugd een handelsartikel te maken? Het is zo niet in de wereld, en 't is goed dat het niet zo is. Want waar bleef de verdienste, als de deugd beloond werd? Waartoe dus die infame leugens altyd voorgewend?

Daar is byvoorbeeld Lukas, onze pakhuisknecht, die reeds by den vader van Last & Co. heeft gewerkt - de firma was toen Last & Meyer, maar de Meyers zyn er uit - dát was dan toch wel een deugdzaam man. Geen boon kwam er ooit tekort, hy ging stipt naar de kerk, en drinken deed hy niet. Als myn schoonvader te Driebergen was, bewaarde hy het huis, en de kas, en alles. Eens heeft hy aan de Bank zeventien gulden te veel ontvangen, en hy bracht ze terug. Hy is nu oud en jichtig, en kan niet meer dienen. Nu heeft hy niets. Want er gaat veel by ons om, en we hebben jong volk nodig. Welnu, ik houd dien Lukas voor zeer deugdzaam, maar wordt hy nu beloond? Komt er een prins die hem diamanten geeft, of een fee, die hem boterhammen smeert? Waarachtig niet! Hy is arm, en blyft arm, en dat moet ook zo wezen. Ik kan hem niet helpen - want we hebben jong volk nodig, omdat er zo veel by ons omgaat - maar al kon ik, waar bleef zyn verdienste, als hy nu op zyn ouden dag een gemakkelyk leven leiden kon? Dan zouden alle pakhuisknechts wel deugdzaam worden, en iedereen, hetgeen Gods bedoeling niet wezen kan, omdat er dan geen byzondere beloning voor de braven overbleef hiernamaals. Maar op een toneel verdraaien ze dat... alles leugens!

Ik ben ook deugdzaam, maar vraag ik daarvoor beloning? Als myn zaken goed gaan - en dat doen ze - als myn vrouw en kinderen gezond zyn, zodat ik geen gemaal heb met dokter en apteker... als ik jaar-in jaar-uit een sommetje kan terzy leggen voor den ouden dag... als Frits knap opgroeit, om later in myn plaats te komen als ik naar Driebergen ga... zie, dan ben ik heel tevreden. Maar dat is alles een natuurlyk gevolg van de omstandigheden, en omdat ik op de zaken pas. Voor myn deugd eis ik niets.

En dat ik toch deugdzaam bén, blykt uit myn liefde tot de waarheid. Deze is, na myn gehechtheid aan het geloof, myn hoofdneiging. En ik wenste dat ge daarvan overtuigd waart, lezer, omdat het de verontschuldiging is voor het schryven van dit boek.

Een tweede neiging, die by my even hoog als waarheidsliefde staat aangeschreven, is de hartstocht voor myn vak. Ik ben namelyk makelaar in koffie, Lauriergracht No. 37. Welnu, lezer, aan myn onkreukbare liefde tot de waarheid, en aan myn yver voor de zaken, hebt gy te danken dat deze bladen geschreven zyn. Ik zal u vertellen hoe dit is toegegaan. Daar ik nu voor het ogenblik afscheid van u neem - ik moet naar de beurs - nodig ik u straks op een tweede hoofdstuk. Tot weerziens dus!

Eilieve, steek het by u... 't is een kleine moeite... het kan te pas komen... ei zie, daar is het: een adreskaartje! Die Co. ben ik sedert de Meyers er uit zyn... de oude Last is myn schoonvader.



illustratie


 


LAST & Co.
makelaars in koffie
Lauriergracht, No. 37.