Welsprekendheid

Dit onderwerp wordt door m. onder meer behandeld in zijn derde bundel Ideeën (Idee 703, Idee 761-766, vw iv, p. 427-435 resp. p. 486-492; *voordrachten). In Over Specialiteiten schrijft hij:

‘De specialiteit van mooipraten, publiek-spreken, oratorisch talent, welsprekendheid - de frequentste onder alle specialiteiten - is een ware ziekte, een besmetting, een pest die uitgeroeid behoort te worden, een vloek dien men bezweren moet. (...) Welsprekendheid in den zin dien men gewoonlyk aan dit woord hecht, behoort tehuis op den kansel. Het opdringen van ongerymdheden kan niet gelukken zonder zeker flux de bouche dat we aan goochelaars, geestelyken en biologen moesten overlaten. By het nuchter behandelen van zaken - en dit is zowel voor de balie als op de volkstribune een vereiste - komt het aan op de zaken-zelf, en niet op de manier waarop deze of gene praatspecialiteit die zaken weet voor te stellen. De aangevoerde feiten behoren wél te spreken, en kunnen dan de welsprekendheid van den rhetor zonder scha missen niet alleen, maar worden daardoor in het duister gesteld.’ (vw v, p. 566)