Volkspoëzie
In Idee 1049d schrijft m.:
‘Er is iets liefs in die chanson de la rue, door 't gemene volk geïmproviseerd op noten van Mozart. Gedurende myn kort leven reeds, zyn we op dit punt zeer achteruit gegaan, en wanneer we de Volkspoëzie van tegenwoordig vergelyken by wat er van vroeger tyden tot onskwam, is de slotsom treurig. En... 't beste is niet tot ons gekomen. Want schryfmensen zyn te allen tyde ongelukkige beoordelaars geweest van wat in hun eigen vak kunstwaarde had. De oorzaak ligt voor de hand. Ze minachtten alles wat niet beantwoordde aan de schoolmeesterlyke eisen van 't métier. Kreupele rymen, maatverkrachting, dagelykse woorden, straatgeboorte... hoe kon er poëzie voortkomen uit zulke Nazareths?’ (vw vi, p. 435)