Samuel

de laatste richter in Israël, zalfde Saul en later David tot koning (i Samuel 10 en 16).

In de Max Havelaar luidt de titel van een preek van dominee Wawelaar: ‘de liefe van God, blykbaar uit Zyn toorn tegen ongelovigen, naar aanleiding van Samuels berisping aan Saul: Sam. xv:33b’ (vw i, p. 126). In Samuel xv:33b staat: ‘Toen hieuw Samuel Agag in stukken voor het aangezicht des Heeren te Gilgal’.

Ter illustratie van zijn stelling dat gezag altijd van het volk uitgaat, schrijft m. in Over Specialiteiten:

‘De stembriefjes uit Samuels tyd zyn verloren gegaan, doch men mag aannemen dat hy ruggespraak had gehouden met de kiezers van die dagen, toen hy in z'n tiende hoofdstuk - en in 't zestiende nog eens! - den uitslag van 't *plebisciet verkondigde met olie. Wie dit betwyfelt, en meent dat Samuel het Volk ditmaal niet raadpleegde, moet aannemen dat hy dan stilzwygend zich bewust was depositaris [bewaarder, vertrouwenspersoon] van den algemenen wil te zyn, of althans dat-i zich verzekerd hield de meerderheid op z'n zy te hebben. En dit moet hem dan by vorige gelegenheden gebleken zyn, daar 'n politikus van zyn gehalte z'n staatsgreep niet lichtvaardig zou blootstellen aan mislukking.’ (vw v, p. 556-557)

In een aantekening hierbij voegt hij toe dat de meerderheid waarop Samuel bij het ‘aanstellen en afzetten van Koningen’ gerekend moet hebben, geen numerieke meerderheid geweest hoeft te zijn (vw v, p. 676).

In de Woutergeschiedenis (Idee 1168, vw vii, p. 206) vinden we een toespeling op het verhaal in i Samuel 26 over David, die de spies en de waterfles van de slapende koning Saul stal maar de koning ongedeerd liet.