Quo semel est imbuta recens servabit odorem testa diu
(Lat. een kruik behoudt lang de geur van datgene waarmee hij toen hij nieuw was gevuld werd, Horatius, Epistolae i, 2:69). In de aanhef van de Millioenen-studiën schrijft m. dat hij ‘in sommige ogenblikken van zwakheid aangegrepen [wordt] door 'n overblyfsel van vorige goedhartigheid: “quo semel est recens” etc.’. Hij vervolgt: ‘Het schynt toch dat niets menselyks my vreemd is, en dat de testa haar odor behoudt, al spoelden de golven der levenszee haar vry ruw heen en weder, jaren, jaren, jaren lang...’ (vw v, p. 11).