Lazarus

uit Bethanië, broer van Maria en Martha, volgens Johannes xi, 43-44 door Christus uit de doden opgewekt. m. veroordeelt de ‘kwakzalver’ *Renan, die in zijn Vie de Jesus stelde dat Lazarus niet uit de doden was opgewekt, maar schijndood was geweest. m. geeft de voorkeur aan de ‘lieve domme naieve middeleeuwen’ die Johannes xi: 39 (‘Heere, hij riekt al’) overduidelijk illustreerden met de voorstelling van een ‘bah-zeggende’ figuur:

‘Op al die schilderyen namelyk, houdt een der omstanders met afgewend gelaat, den neus tussen duim en wysvinger. (...) Ik lees daaruit: opwekken uit den dode is reeds 'n sterk stuk op zichzelf, maar... als de patiënt reeds... wat zegje dáárvan!’ (noot bij Idee 140, vw ii, p. 679-680)