Jongen, Ferdinand
Rotterdammer die geruime tijd voor m. de Nederlandse pers excerpeerde. De persoonlijke omgang was moeizaam daar hij hardhorend was. Het maken van een ‘klapper op de Ideeën’ lukte hem niet.
‘De hr Jongen te Rotterdam is me zeer nuttig. Hy is doof, heeft daarom geen omgang en leest dus veel in 't Leesgezelschap. Vanhier dat-i me dikwyls 't eerste snufje weet meetedeelen van iets dat me aangaat’, schrijft m. op 24 maart 1873 aan G.L. Funke (vw xv, p. 698). Over een bezoek van Jongen schrijft hij op 11 januari 1881 aan Mimi: ‘Dat schreeuwen is 'n sjouw!’ (vw xxi, p. 46).