Herendiensten

In 1854 schreef het nieuwe Regeringsreglement voor dat de herendiensten wettelijk geregeld moesten worden en dat ze elke vijf jaar moesten worden herzien, met het doel ze geleidelijk te verminderen. In het ‘tweede bewys dat de Javaan mishandeld wordt’ (Minnebrieven, vw ii, p. 122-123), gaat m. in op de arbeid van de Javaan, die onderverdeeld kan worden in zes categorieën, waarvan de eerste twee herendiensten zijn t.b.v. de ‘eigenaars van partikuliere landeryen’ en de ‘Inlandse hoofden en beambten’. Daarna volgt de arbeid ten behoeve van de contractanten, de particulieren (de zgn. Vrije Arbeid) en het Gouvernement (het zgn. Cultuurstelsel). Als laatste categorie noemt m. de arbeid ‘ten eigen behoeve’: ‘Hiertoe ontbreekt meestal de tyd, en dan komt de hongersnood.’. ‘Herendienst, onbetaalde arbeid, onbetaalde levering van allerlei zaken, bedraagt in geldswaarde méér, véél meer, twintigmaal meer’ dan de van de Javanen afgenomen buffels, vervolgt hij (vw ii, p. 130).