Graaff, Charlotte de-

1837-overl. na 1909, domineesdochter, trouwde met Charles Edwin Robinson (geb. 1831; Engels onderwijzer), met wie zij in augustus 1877, vanuit Brussel naar Amerika vertrok.

Via d'Ablaing van Giessenburg kwam m. in 1862 in contact met Charlotte de Graaff. m. heeft zelf contact met haar gezocht. Op 13 maart 1862 (vw x, p. 604) schrijft hij haar namelijk n.a.v. een brief die zij eerder (8 januari 1862) aan d'Ablaing van Giessenburg had geschreven. Tevens stuurt hij haar (vermoedelijk) de Max Havelaar als eerste kennismaking met zijn werk en schrijft haar:

‘Maar nu heb ik een verzoek te doen. Als U mijn boek hebt gelezen, vraag ik U of Gij van mij houdt? Of gij gevoel van vriendschap voor mij hebt? Of gij aandeel neemt in mijn streven’ (vw x, p. 605).

Bij een brief aan Mimi d.d. 4 mei 1862, voegde m. een brief gericht aan Charlotte, waarna hij over Charlotte schrijft: ‘Zij weet niets van U dan “dat ge op haar gelijkt.” Dat heb ik haar gezegd. Eerst dacht ik dat zij en gij één waren.’ (vw x, p. 646).

Charlotte bleek zich inderdaad voor m. in te zetten: zij correspondeerde met d'Ablaing van Giessenburg over de mogelijkheid om m.'s financiële situatie te verbeteren (zie bijv. brief van d'Ablaing van Giessenburg aan Charlotte d.d. 16 december 1862, vw x, p. 712-714). D'Ablaing antwoordde met het voorstel een *Multatuli-fonds te stichten (vw x, p. 714). Na haar moeders dood in december 1862, trok Charlotte bij m. in (cf. zijn brief aan d'Ablaing van Giessenburg, vw xi, p. 71). Enkele maanden later schrijft m. Mimi hierover:

‘Charlotte de Graaff is sedert den dood harer moeder by my. Deze had my dat laten beloven. Lotje heeft haar beetje geld aan my gegeven. Marie weet dit en jy nu ook. Anderen niet.’ (16 en 17 maart 1863, vw xi, p. 105-106)

Aan haar zwager Willem Laan schrijft hij waarschijnlijk eind december 1862:

‘Wat is Charlotte een uitstekend meisje! Wist U dat wel? Gewoonlyk ziet men niet goed van al te naby. Ik sta verbaasd over de vlugt van haar gemoed, en dat is geen savanterie 't is hart. Ze heeft een styl als een woestynpaard. Wist U dat? Ik denk neen. (...) Ik heb haar heel lief en zal altyd goed voor haar zyn. Dat spreekt van zelf.’ (vw xi, p. 73)

Marie Anderson schrijft in Uit Multatuli's Leven (heruitgave 1981, p. 41) dat Charlotte hem in januari 1863 enige duizenden guldens heegt gegeven, die zij nooit heeft teruggezien. Ook Mimi (Brieven wb vi, p. 171) spreekt van van ‘een paar duizend gulden’. In 1878 was er sprake van een mogelijke terugbetaling (brief van m. aan Mimi d.d. 30 maart 1878, vw xix, p. 398). Marie Anderson vermeldt verder dat Charlotte met m. in 1862 bij diens broer in het Willemspark logeerde (a.w., p.41).

Uit de brieven van Tine blijkt dat Charlotte enige tijd bij haar in Brussel woonde, haar hielp in het huishouden en zonder tegenzin kookte (brief van Tine aan Stéphani Omboni-Etzerodt d.d. 9-10 november 1863, vw xi, p. 242). Charlotte kreeg daar een miskraam (Uit Multatuli's Leven, p. 33). De veronderstelling dat Charlotte de Graaff schreef onder het pseudoniem Lachmé, o.a. in De Dageraad, is een vergissing gebleken (zie A.J. de Mare in zijn Lijst der geschriften..., Leiden, 1948, nr. 580 en 581).