Faber, Jan George Antonius-
geb. 1823, advocaat te Amsterdam, vanaf 24 mei 1881 woonachtig te Wiesbaden. Hij verdedigde m. in diens proces tegen *J. Van Lennep inzake het kopijrecht van de Max Havelaar (vw x, p. 438-454 en p. 651-666). Op 25 februari 1861 schrijft m. hem een lange brief over deze kwestie, die hij eerder al met Faber mondeling had doorgenomen (vw x, p. 402-410). m. is niet over Fabers verdediging te spreken, zoals blijkt uit een brief aan Tine van waarschijnlijk 20 mei 1861:
‘De adv. van v. L. tracht mij zwart te maken, en wat het ergste is mijn advokaat is te lam en te beroerd geweest om er goed op te antwoorden. (...) Een anderen advokaat nemen? Ik was met dezen bevriend, en hij had aangenomen mij niet om geld te vragen.’ (vw x, p. 455)
Wanneer m. hem jaren later vraagt enkele documenten betreffende het proces op te sturen, antwoordt Faber dat die ‘in het ongereede’ zijn geraakt, maar dat hij ze zal sturen zodra ze boven water zijn gekomen. Over het proces - dat door m. verloren werd - schrijft Faber in deze brief:
‘De handelwijze omtrent den Havelaar is van begin tot einde knoeijerij. Nooit is door vL. bepaald geformuleerd tusschen U en hem welke zijn betrekking was. Hij wilde de Mecenas spelen. Zoo is en blijft het troebel water.’ (3 mei 1871, vw xiv, p. 544)