Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

12 februari 1875

van

Mina Kruseman (bio)

 

Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)

terug naar lijst

*12 februari 1875

Brief van Mina Krüseman aan redactie Nieuwe Rotterdamsche Courant. (Leven III, blz. 26-27.)

Daar het onderstaande niet werd geplaatst, publiceerde Mina Krüseman het op 14 januari in het Utrechtsch dagblad, no. 45.

Aan de Redactie van de Nieuwe Rott. Courant.

Rotterdam, 12 Febr. 75.

Geachte Redactie.

Ik reken op uwe eerlijkheid, daarom verzoek ik u vriendelijk bijgaand Antwoordje in uw geëerd blad te willen opnemen.

Met de meeste hoogachting.

Mina Krüseman.

Antwoordje.

Tot mijn verbazing las ik gisteren avond in de Rott. Gids, overgenomen uit de Middelburgsche Courant (Rott. correspondentie) de volgende nieuwtjes, mij betreffende, en zeer nieuw juist voor mij.

Rotterdam 11 Febr. 75.

‘Men meldt aan de Midd. Cour. dat het nog niet geheel zeker is dat Multatuli's Vorstenschool ten tooneele zou komen. Mej. Krüseman, zoo schrijft de correspondent, verlangt dat het stuk eerst te Utrecht zal worden gespeeld, waar zij den steun heeft van den Heer J.N. van Hall en waar het locale dagblad haar zeer gunstig gezind is, terwijl zij, naar men verzekert, over de critiek der te Rotterdam verschijnende bladen niet te vreden is. Te Utrecht meent zij daarom zeker te zijn van een goede ontvangst.’

Ik verklaar openlijk, den Rott. Meester Kritiek (ex-Ds P. Haverkorn van Rijsewijk) in geen enkel opzicht te vreezen. Mijn formeele weigering om Multatuli's Vorstenschool het eerst te Rotterdam te spelen is noch op de protectie van een blad noch op die van een naam gebazeerd. Ik heb om te débuteeren de voorkeur aan Utrecht gegeven, nu even als in 1873 (zie Moderne Judith pag. 35) enkel en alleen - ‘omdat er in studentensteden hoofden, en, wijl er veel jonge lui zijn, ook nog harten wonen. Voilà le public qu'il nous faut.’