Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

20 januari 1875

van

Multatuli

aan

G.L. Funke (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)

terug naar lijst

20 januari 1875

Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Twee dubbele velletjes en half enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De tussen haakjes gedrukte zin over Mina Krüseman staat in de autograaf onderaan blz. 8 en is daar doorgehaald voordat Multatuli het bijgevoegde halve blaadje schreef.

Wiesbaden 20 Januari 75

Waarde funke! Dank voor al uw belangstelling en bemoeienis in die eventueele verhuishistorie! Reeds gister ontvingen wy uw briefje met het geldersche kaartje, en ik heb uren wakker gelegen met het bepeinzen der zaak. Geloof me, ze is voor my heel moeielyk, en op dit oogenblik dezen brief beginnende, weet ik nóg niet of ik u schryven moet: ‘ga S.V.P. je gang!’ (en dan met kompleete volmacht, en belofte van goedkeuring, natuurlyk!) of wel: ‘laat de zaak rusten!’

Er is namelyk veel voor en veel tegen, en al naar mate 't ‘voor’ of ‘tegen’ zich op den voorgrond dringt, verander ik van indruk. 't Begrip: woning alleen besprekende, verlang ik nooit beter woninkje dan we hier hebben. Voor ons, zooals we nu zyn, is 't uitgezocht. Maar... plaats voor nonni is er niet! Hiermee evenwel is de zaak niet uit! Met gezag wil ik Non niet hier halen, en zónder autoriteit zou 't niet gaan. Bovendien, al wou ze, ik heb er de middelen niet toe. De eenige verbetering in den toestand zou alzoo wezen dat ik zeggen kon: ‘er is plaats voor je.’ Maar ook dit verliest z'n kracht, omdat het plaats maken voor haar zou geschieden in Holland, 'n land waarvan zy de treurigste herinneringen heeft. Dán zou 't wezen: ik sliep liever te Wbaden op den kalen vloer dan in Holland op 'n bed. Maar meer nog. Behalve den tegenzin in Holland, bestaan er werkelyk redenen die myzelf zouden hinderen als ze dáár was. Hoe kan ik op 'n dorp, of buiten 'n dorp, haar de gelegenheid verschaffen haar schilderstudien voort tezetten? Die verschaf ik ook nu haar niet, maar haar op 'n dorp in Holland roepende, zou ik ze positief beletten, onmogelyk maken. 't Verwyt hierover, onverschillig of zy 't me deed of ikzelf, zou me zeer drukken.

M'n toestand is zeer gecompliceerd. Toen ik u 't eerst over dat huisje te Blaricum schreef, was't een oogenblikkelyk élan, en ware dat doorgegaan, dan had ik me moeten schikken in de gevolgen, goed of kwaad dan. Nu, door tydverloop gewongen tot overleg, is me dat overleggen zeer moeielyk. Want ook voor 't wél verhuizen zyn redenen. Het trouwen hier is zeer pynlyk. Ge begrypt hoe stuitend het wezen zou, als verlobte in de krant te staan (ieder leest hier de krant tot meiden en schoonmaaksters toe) terwyl men niet beter weet of we zyn getrouwd. En - alweer 'n verwikkeling! - aan den anderen kant zou 't huwelyk moeten hebben plaats gehad voor ik Nonni by me roepen kon. Maar ook dít is weer minder eenvoudig dan 't lykt. Zyzelf is in zekeren zin buiten spel, doch de personen die haar influenceeren (begryp dat ze my ontgroeid is, wat me dan ook altyd 'n doorn in 't vleesch was!) die anderen dan zeggen haar: ‘foei, je vader wil je by 'n maîtresse brengen, dat 's heel onfatsoenlyk!’ Welnu, zyzelf zou zich misschien gestuit voelen als Mimi myn vrouw was en dus in de plaats stond van haar moeder. Ik weet niet wélke toestand de kinderen meer van me vervreemdt, hetzy dan als oorzaak of als pretext, of wel van allebei wát.

Ook weet ik tot nog toe niet of de tegenzin om by my te komen heet gegrond te zyn op ingenomenheid tegen Mimi. Haar naam is nog niet genoemd. De brieven uit Italie maken maar melding van 't ‘schoone land’ de ‘vrienden daar, die zoo uitstekend zyn’ en vooral van de noodzakelykheid om haar ‘schilderstudien voorttezetten’.

Afkeer van Mimi heeft nooit bestaan. Hiertoe was dan ook geen reden, want Mimi heeft altyd de kinderen naar vermogen goed gedaan, en gedurende 't samenzyn in den Haag was de verhouding liefdevol. Ik moet gissen dat die mevrouw Omboni daaromtrent gestookt heeft, maar nog-eens genoemd als beletsel om by me te komen, is Mimi nooit. Ge begrypt dat ik er niet naar vragen wil. Zie nu eens hoe mal ingewikkeld die kwestie is.

Aanvankelyk was myn zeer hartelyke wensch (en ook van Mimi) Non by ons te hebben. Maar... ze beschikte over zich zelf, en deelde my mee dat ze te Venetie blyven zou. Dit maakte my ontevreden, zoowel 't blyven daar, als 't beschikken. M'n wrevel over dit laatste bestaat nog (Ik schreef Nonni geen letter na dien tyd) maar of ik nu, vooral in verband met de verhouding tot Mimi, haar nog altyd by me hebben wil, liever: of ik dat willen moet, is de vraag.

Ik ben nu eenmaal niet in gunstige omstandigheden. 't Schynt dat Nonni daar te Venetie by die ‘byzondere vriendin van moeder’ in 'n ryk huis is. (Ik had nooit van die byzondere vriendschap iets gehoord!) Wanneer nu Non met liefde naar me toe was gekomen, zou myn betrekkelyke armoed noch haar gehinderd hebben, noch my voor haar. Dit echter zou nu wel 't geval zyn. De velerlei ontberingen byv. die Mimi zich oplegt (en zeer tevreden draagt) zouden op Nonni een geheel anderen invloed hebben, of ik zou 't anders opvatten. Gedurig zou ik 't verwyt meenen te hooren: ‘heb je me dáárom hier laten komen?’

En hoe moeielyk wordt by dit alles de taak van Mimi! By 't vernemen der doodtyding was zy opgetogen in 't vooruitzicht alles voor Nonni te doen. Ik ben zeker dat ze zich zooals men 't noemt ‘de brokken uit den mond zou gespaard hebben’ om háár genoegen te doen. Zóó'n hartelykheid is nu onmogelyk geworden. Mimi zegt dit niet, maar ik zeg het.-

Om aan deze verwikkeling 'n eind te maken zou ik in omstandigheden moeten zyn die me toelieten 'n reis naar Italie te maken, en dáár Nonni te spreken. Ik zou dan weten wat haar vooruitzichten en wenschen waren, en kunnen beoordeelen of ik, met meer of min pressie dan, mocht aandringen op haar komst. Met genoegen deed ik zoo'n reis niet, vooral omdat ik vrees dat de uitslag me diep wonden zou. Maar dan wist ik waaraan me te houden. Sedert lang was myn voornemen door goed werken wat vooruit te komen. Maar tot nog toe lukt het niet. Ik worstel met de geestelyke onmacht die 't gevolg is van deze (en andere!) beroerdheid. Wat ik onder dat vergeefs pogen lyd, is niet uittedrukken. Physiek ben ik vry wel, maar m'n gemoed is geknakt.

Toch blyf ik volhouden in 't beproeven. (Dat blyspel!) Meen niet dat alleen die treurige zaak met de kinderen me zoo aantast, o neen! De loop die de uiting der pers by voortduring neemt, is me zéér grievend. Ik erken dat ik wat verbetering verwacht had na Vosmaers hartelyke poging, maar ik zag er weinig van. Integendeel, ik neem geen krant of tydschrift op zonder intezien dat het schreeuwend plebs me van de baan dringt. (Uw Nieuws doet dapper mee. Wat is dat weer voor 'n kwajongensachtige uitval in 't laatste Zondagsblad? Ik weet niet waarover ik me meer moet ergeren, over de booze bedoeling, of over de onbekwaamheid waarmee ze geuit wordt? Die ‘19 jarige (?) meisjes met rozenroode lippen (?) en die vergelyking met Vondel kyk, 't is curieus! Krygt de schryver van zoo-iets, honorarium voor z'n prullen? Jammer van 't goeie geld! En, zoo pretendeert-i, hy behoort tot de ‘weinige mannen die litterarisch beter ontwikkeld’ zyn dan die meisjes van 19 jaar met de rozenroode lippen! He, dan moest die man eens wat leveren dat, naast Vondel, 't lezen waard was! Hoe jammer, en hoe onbelangzuchtig dat iemand die zoo hoog staat, zóó veel hooger dan ik byv. (en dan die 19 jarige meisjes, z'n naam verbergt! Als fabrieksmerk van schryvery moet die naam goud waard zyn!)-

Enfin, we zyn met het huisje bezig! Ge wilt u de niet geringe moeite getroosten (in Januari nogal!) de aangeboden woningen te gaan bekyken.-

Nog-eens, als die zaak te Blaricum was doorgegaan, was de tweestryd niet geweest! Nu komen my de bezwaren gedurig voor den geest. Al te vér van Amsterdam zou geen doel treffen, en niet ver was ik geen dag veilig voor bezoek! Ik moet bedenken dat ik hoe langer hoe ongeschikter word met menschen omtegaan. Zyn ze plomp en grof dan erger ik me ziek, en in 't tegenovergesteld geval ben ik terstond te fideel, te open, te toeschietend, waarvan ik dan naderhand last heb.

Ge zegt: als 't eventueel gehuurde je niet bevalt, ben je'r met 3/m af. Dit zou waar zyn, maar juist dat weer verhuizen is geen kleinigheid, en zelfs 't zoeken naar iets anders is heel irritant. Een woning waar ik zoo rustig en ongedeerd zit als nu hier, vind ik zeker niet.

Kyk, was de zaak aldus: door 't huren van 'n huisje zou ik Nonni by me krygen (d.h. uit vryen wil en met hartelykheid van weerszy) dan was de decisie makkelyk. Maar zóó is de zaak niet, helaas!-

Nog iets. De kans dat ik eindelyk goed aan 't werk kom, wordt door verhuizing, en door 't vooruitzicht op verhuizing niet beter. Reeds nu ben ik geagiteerd door de aanstaande bereddering om aan meubels te komen. Wat we nu hier hebben is wel zeer onvoldoende, maar niemand ziet me hier, ik heb hier niets optehouden. De zoogenaamde fatsoenlykheid in Holland kost geld, vooral in 'n praterig dorp.

En god weet hoe lang 't duren zou eer ik, als hier nu, 'n rustig hoekje had! Want dat m'n geest stomp is ligt niet aan de woning (sedert Lebak had ik 't zoo goed niet!) maar aan allerlei verdriet van buiten-af.-

Beste kerel, laat de huisjezoekery rusten, tot ik eerst goed werk zal geleverd hebben.-

Ziedaar, ik moet u tóch 'n decisie geven. Zoodra ik, na wat produktie, me wat beter roeren kan, kom ik op de zaak terug. Wees hartelyk gegroet, en bedankt.

tt

DD

De mededeeling in de Utr. Courant, dat de ‘auteur waarschynlyk de eerste opvoering van Vorstenschool’ zal bywonen was me iets nieuws. Dat het stuk zou gespeeld worden, had M.K. me geschreven. (en 't deed me na al 't lawaai dat ze maakte, geen genoegen, wat ik haar dan ook ronduit antwoordde. Zeg hierover niets.)

De laatste regels waren onjuist. Het is waar dat het spelen van Vorstenschool, na al dat lawaai me onaangenaam is. Zie o.a. dat ‘Voorwoord’ by den 2o druk van ‘Kunst & Kritiek’ waarin een verband tusschen haar optreden als auteur of actrice, en myn stuk wordt gesteld dat ik niet vatten kan.

Over haar manier van doen nu, had ik haar berispt en raad gegeven, lang voor al de kranten zoo over haar heenvielen, maar er was niets aan te doen. Zy wist het beter! Gek genoeg dat ik nu doorga voor haar opstoker. (Zie onlangs 't handelsblad!

Alweer een die niet lezen kan. Anders zou men me beter kennen. Zeker zyn er weinigen in Holland die zooveel hekel hebben aan Amerikaansch geschreeuw als ik!) Maar nu die opvoering! Vroeger had ik haar beloofd haar niet te kontrarieeren. Ze wist dat ik 't vorderen van auteurshonorarium onrecht en schadelyk vond. Onrecht, omdat V.S. gedrukt en dus publiek domein is. Schadelyk, omdat ook háár honorarium van elke voorstelling af moet. 't Gevolg is dus dat na 3, 4 voorstellingen, 't stuk voor goed terzyde wordt gelegd, in-plaats van populair te worden. Hierover heb ik haar nu m'n verdriet te kennen gegeven, want ze heeft by die direkteuren voor my f 25 p voorstelling bedongen. Dit lykt wat en 't is niets. Als ik geld had, nam ik liever voor f 25 plaatsen! Die f 25 zou niets zyn, maar háár honorarium peseert zoo op de zaak dat vogue, opgang, 'n onmogelykheid is! En ze meent, of geeft voor my 'n grooten dienst te doen!-

Spreek hierover niet. Ik zag 't niet gaarne in de couranten behandeld, dit begrypt ge.