Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

maart 1861

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 25 februari-1 maart 1861

Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz. 32; Brieven WB V, blz. 24).

B.v.K.: Brest van Kempen. - Bl: Bleeker.

Den Haag maandag avond.

Lieve beste kind. Ik heb eigenlijk geen lust u te schrijven over de hoofdzaken omdat ik niets weet. Van Hoevell raadde mij ook aan weer in dienst te gaan. Hij zou den minister polsen, schoon ik van mijn zijde mij tot niets verbonden had.

De reden dat men zoo partij trekt voor B.v.K. is eenvoudig dat hij geen hulp noodig heeft en ik wel. Als ik regt heb zou men mij moeten helpen, 't is dus makkelijker te twijfelen aan mijn regt. Evenzoo die raad om te proberen weer naar Indië te gaan. Dat is alleen om van mij af te zijn.

Van Vloten schrijft heel vriendschappelijk. (Hij acht de stukken van v.d.H. en van Lion ook niet) maar komt er toch telkens op terug dat ik weer naar Indië moet gaan. Dat wil met andere woorden zeggen: ik help je niet meer!

26 's avonds. Nog heb ik Bl. niet gesproken. Hij is uit de stad! Zoo gaat het altijd. Intusschen zit ik hier bij Fuhri te wachten op den uitslag van de bemoeijingen van van Hoevell.

Ik zend u hierbij het laatste briefje van v. Vl. Het heeft mijn aandacht getrokken hoe hij zegt dat de mij verleende hulp mij benadeelt in de publieke opinie. Dat is alweer een mooi pretext. ‘Jongen, ik zou je graag helpen, maar ik wil je niet benadeelen in de publieke opinie!’ Ik ben bitter.

Ik zit in angst voor u tegen den laatsten. Voor 't oogenblik zie ik nog geen uitkomst, helaas! 't Is wel hard.

Ik heb gister en vandaag een memorie geschreven voor de zaak van van Lennep.

Ik wou dat ik thuis was, maar om nu naar huis te gaan, voor ik iets weet en zonder geld, waartoe zou het dienen?

1 Maart. Gister en eergister nacht kwam mij een vorig voorstel in den zin, namelijk dat het ministerie mij pensioen zou geven. Van Hoevell had voor vele maanden gezegd dat hij zich sterk maakte mij dit te bezorgen. Ik ben nu bij hem gegaan maar hij zei dadelijk: ja, onder Rochussen zou ik dat klaar gekregen hebben, maar nu is het de vraag, en hij wou alweer den weg op van plaatsing. 't Is ongelukkig dat al die menschen altijd alles beter willen weten dan ikzelf.

Dag lieve hart, houd u zoo goed mogelijk. Nog heb ik Bleeker niet gesproken; hij is verhuisd naar Leiden.