Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

20 oktober 1860

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 20 oktober 1860

Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 161; Brieven W.B. IV, blz. 124)

Amsterdam 20 Okt. 1860.

Lieve beste Hart! ik ontvang daar uw brief van gister, en kan er geen touwen aan vastknoopen. fr. 200? Ik begrijp er niets van. Je zegt van van Vloten, alsof dat van zelf sprak. Ik vat dat niet. Was 't postmerk dan van Brussel? Waarom zou v. Vl. u een brief, chargée, per post toezenden. Delicatesse om onbekend te blijven kan het niet zijn, daar hij ons in der tijd aan geld geholpen heeft, en dus nu zich niet zou behoeven te verschuilen. Vergelijk de datums eens. Kan het zijn gelijk uit Holland gezonden (of nagenoeg) met het Ned. Ind. tijdschrift? Dat is u gezonden op order van van Hoevell. Ik verzocht hem dat aan zijn uitgever te gelasten en schreef daarbij: ‘ik heb geen geld om het te koopen.’ Hoe was het adres, letterlijk? Komt dat overeen met het adres van 't tijdschrift? Ik begrijp om de wereld niet hoe je op van Vloten denkt? Of was het postmerk van Brussel? In dat geval is de geheimzinnigheid heel kinderachtig. En bovendien ik kan het toezenden van fr. 200 op die wijze niet rijmen met mijn brief aan v. Vl. Hij moest of boos zijn en niets doen, of bij u komen en meer doen.

En nu Jan! Ik ben er regt verdrietig over. Heden nog schreef ik aan Pieter: ‘Met Jan wil ik niet meer te doen hebben!’ Daar blijf ik bij. Dat weet je, en je gaat met hem naar de opera. Hij heeft mij in een publiek koffijhuis verweten dat ik voor een paar gulden papier had cadeau gedaan aan de meisjes - dat was van zijn geld! En nu neemt gij geld van hem aan! Ik moet er nu rijp over denken hoe te doen.

Ik hoop te zorgen voor het geld van de portretten. Ik vergeet dit niet.

Ik vind dat komen van Jan bij u beroerd. Hij weet dat ik niets meer met hem te doen wil hebben, hij voelt dat hij in die zaak van de Haagsche oppositie een leelijke rol heeft gespeeld, en dat wil hij achter mij om afkoopen voor 100 franc! Maar kind, waar waren toch je gedachten! Wat heb je mij nu in een moeijelijke positie gebragt! Terugzenden is bar, en toch zal het moeten. Ik denk er over. Hoe kon je dit na alles wat ik je geschreven had aannemen? Als er dadelijk gebrek was geweest voor de kinderen zeg ik amen op alles, maar dat was er nu niet. Ik begrijp niet hoe je dat hebt kunnen doen. Moet ik nu de eerste keer dat ik Jan ontmoet - maar 't zal niet gebeuren! - hooren dat je van zijn geld naar de komedie bent geweest? Je wist toch alles. Tine, tine! Hoe kon je zoo doen! 't Was mij wel fr. 500 waard geweest als je gezegd hadt: ‘Jan, na alles wat er is voorgevallen heb je het regt verbeurd ons te helpen!’

Als het nu teruggezonden wordt is het eene kwaadaardigheid van mij. Als gij geweigerd had, ware het eene gepaste waardigheid geweest.

Ik hoef u niet te schrijven dat ik dol verlang u weertezien, maar ik heb zooveel in 't hoofd dat ik er van warrel. Wees in godsnaam geduldig. Ik mag u op 't oogenblik niet schrijven: Kom! Zoodra ik weg kan kom ik bij u om alles te bespreken.

Je hadt mij pleizier gedaan met niet zoo haastig heentestappen over die gissing van v. Vloten. Dan had ik wat rekening kunnen maken. Als het van hem is, vind ik het ellendig. En precies als om te zeggen: ‘Ziedaar fr. 200, en snij nu maar uit!’ Er is geen een reden van zijn kant voor anonymiteit. Tot nader berigt houd ik het voor een hulp van van Hoevell. Hoe is 't adres? Hoe 't postmerk? Waarom schrijf je mij dat er niet bij? Kind, kind! Begrijp je dan niet dat ik in de berekening van blijven of gaan, enz. juist weten moet hoe ik met van Vl. sta? En dat uwe gissing heel ongemotiveerd is. Dat van Hoevell, die niet rijk is, zoo iets doet begrijp ik. Ook dat hij het anoniem doet, omdat ik juist de hulp van Bekking en die heeren heb afgewezen uit vrees van 't verliezen mijner onafhankelijkheid. Hij heeft dus een reden om zich schuil te houden... van Vloten niet! En als 't postmerk van Brussel is, dan is 't een kinderachtig geheim! Van Vloten weet zeer goed dat wij geen andere relatien hebben dan hem in Brussel, en dan hoefde je niet te zeggen: ik denk van van Vloten. Ik begrijp niets van uwe gissing op dit punt.

Zijt gij gedwongen om op 1o te verhuizen? Luister goed. Liefst kom ik voor dien tijd bij u, maar als dat niet kan, dan zou ik graag zien dat je nog 14 dagen bleef. Ik zeg dit om bereddering voor te komen, daar ik al genoeg bereddering heb, en het mij een rust wezen zou als gij in rust waart. Is er iets tegen dat je een kachel plaatst? Of wil je trachten het uit te houden tot er beslist is of je nog 14 dagen moet inhuren?

De zaak is zóó: Ik weet niet waar me het hoofd staat van de drokte (ik heb goeden moed, dat is het niet) maar ik heb waarachtig werk om alles uit elkander te houden. Je hebt geen begrip van mijn drokte. Welnu, als jij nu aan 't zwerven gaat, raak ik geheel in de war. Van morgen nog schreef ik aan Pieter die mij uitdrukkelijk vraagde om wat berigt, - dat de opoffering eigenlijk te groot was, want dat al zulke correspondentie mij afleidt en breekt. Ik ben over 't geheel tevreden, en heb goeden moed, maar ik heb mijn hoofd zeer noodig. Ga dus niet aan 't zwerven voor het hoog noodig is. Zoodra ik kan kom ik thuis.

Misschien zal ik moeten overgaan tot de treurige noodzakelijkheid om v. L. een proces aan te doen. Dat zal mij zeer hard vallen. Prof. Veth is het met mij eens dat hij mij infaam behandeld heeft.

De opgang van M.H. stijgt nog. 't Is ongehoord. De eerste druk is zoo goed als uitverkocht (1300 Ex. De gewone drukken zijn maar 500) en v. L. wil de volgende drukken voor zich houden! Brieven van geleerde genootschappen om spreekbeurten te vervullen bij menigte. Ik krijg korrespondentie met de heele wereld.

Ik ben niet bang voor ultimo, (de portretten) noch voor geld in 't algemeen. Ik ken menschen die als de nood aan den man is helpen zullen. Wees daarover gerust voorloopig! Ik gis dat ik in geval van nood binnen 2 × 24 uur f 1000 kan krijgen, en en tous cas een paar honderd gulden als het daarom te doen ware. Wees dus daarop maar kalm.

Geloof toch, hartje, dat ik het meeste haast maak om u te zien, maar je weet niet alles wat ik te beredderen heb. Ziedaar, als ik bijv. van avond een telegram kreeg dat je in Rotterdam was zou ik er verlegen mee zitten, want ik zou de Keyser teleurstellen die iets van mij wacht voor den Tijdspiegel dat ik maar gedurig heb uitgesteld. Die zaak met v. L. drukt me, en die moet uitgemaakt voor ik A. kan verlaten. Dat is ook een zaak van geld; maar niet alleen van geld.

Dag kind. Kus de jongens en schrijf dadelijk over van Vl. Ik stel daar veel belang in. Zoodra ik iets bepalen kan wat mij vandaag onmogelijk is, zal ik 't u schrijven.