Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

september 1859

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

3-6 september 1859

Brief van Dekker aan Tine. Vier dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. Waarschijnlijk is de brief langer geweest, zodat het slot en tevens de adressering ontbreken. (M.M.)

Führi: eigenaar van het hotel in Den Haag, waar Dekker schulden had uit de tijd van het verlof.

Bouma: kapitein op de boot waarmee Dekker in 1852 repatriëerde.

Blijkens een ongedateerde brief uit september 1860, was Dekkers plan betreffende het oude vrouwtje, haar een afschrift van zijn spel ‘De Eerlooze’ te laten aanbieden aan de echtgenote van de kroonprins.

Makan darah: bloed eten.

Brussel Zaturdag avond later verzonden lieve beste tine! Ik ontvang daar uwen brief van Donderdag en eigenlijk had ik U vandaag nog niet geschreven omdat ik eerst wilde weten of er iets volgt op inijn schrijven waarin ik een briefje aan Jan insloot, en dien brief scheen je nog niet te hebben schoon je die zeker nog Donderdag na het afzenden van den uwen gekregen hebt. De reden dat ik toch schrijf, is om U te zeggen dat ik gisteren hier gekomen ben. Mijn adres is: Bruxelles, au prince Beige [*] Na deze woorden is doorgehaald: anders verlies ik eenige uren..

Neen, adresseer Mr. E.D.D. hotel du temple, Anvers.

alleen als gij berekent dat er haast was, dàn direct naar B. au pr: B. Ik doe dit om Fuhri &c. Ik krijg de brieven goed, dat blijkt uit den vandaag ontvangenen, en het is voorzigtiger. laat zelfs den naam van het hotel en straat te Antwerpen weg. Als men dan navraagt zou fuhri alleen aan de post kunnen hooren waar ik ben, en die zeggen het niet.

dewijl ik U dus in weerwil van mijn vertrek van A, de brieven toch dáárheen zenden laat, hetgeen maar weinige uren schelen kan, verzend ik dezen heden avond niet.

Mijne bedoeling is eerst antwoord te hebben op mijn schrijven, anders croiseert het gedurig, en daar gij niet vrij zijt in uwe bewegingen met naar de post brengen &c is dat kalmer. Dus lieve, voortäan schrijven wij alternatief.

Lieve beste, je hoeft niet te frankeren ik heb nog geld genoeg.

Ik ben te A. goed gescheiden. Men was uiterst beleefd, en hier ben ik gister met een hoerah ontvangen. Ik zag dat alles er van ontdaan was en merkte indedaad eene soort van hartelijkheid die in 't komieke hep. Het huis was op stelten en het moest dadelijk meegedeeld worden aan de vrouw aan de overkant die een groentewinkel heeft, ook de waschman moest het weten -(N.B. Die man had mij zoo vaak gecrediteerd!) en ik hoorde van iedereen hoe men altijd over mij gesproken had. Pauline had een kindje, en Melanie was nog in den confiturierswinkel, en ze hadden zoo dikwijls naar mij gevraagd, en Pauline was voor de menschen getrouwd maar ik mogt wel weten dat ze nog trouwen zou, en, en -

Kortom, 't was of er een familielid terug keerde.

Als ik dus noodig heb mij staande te houden, houd ik het er voor, dat het hier mogelijk is. Moeijelijk en zuur blijft het immer want al wil men wachten met de hoofdzaken, dan zou het weêr het oude gemaal wezen met waschloon, brand, schoenen enz. Ik zeg dit niet voor 't oogenblik want ik heb nog fr. 50 maar later. De zaak is dus dat hoe onprettig, hier even wel de eenige mogelijkheid is om zonder geld te leven. Ik heb er even wel nog niets van gezegd. Ik wil eerst weten hoe het bij U gesteld is. Ik kan niet gelooven dat Jan U zou laten trekken naar zulk eene aventureuse onderneming. Uw briefje van heden geeft mij flaauwe hoop dat er nog een uitkomst komt om zamen te gaan. [*] Er stond eerst: te blijven.

lieve beste, vergeef mij dat ik U verdriet heb aangedaan, maar ook ik was gek van smart. Je had je daarop niet zoo in 't breede moeten verontschuldigen. Dat schrijven is ellendig.

Verbeeldje dat ik hier een brief heb ontvangen die Henriette den 2n augustus naar Visé heeft gezonden. De inhoud is: Uwe geboorte-acte (dat weet je reeds) voorts dat ik een slecht sujet ben, dat je niet geholpen kunt worden ‘voor je ten toppunt van ongeluk zijt’ en dan ‘god schenke u kracht en wijsheid, en vertrouw op hem die alles bestiert’ -

Hoe die brief hier komt is te lang om uitteleggen. ik begrijp het wel. - Maar hoe vind je 't? Eerst moet je ten toppunt van ongeluk zijn voor je geholpen kunt worden! t is vee, -

En God moet er altijd bij - dat spreekt, zei Bouma -

Natuurlijk dacht ik hier aankomende aan Eug. Maar het was moeijelijk haar te doen weten dat ik hier was. Daarheen gaan kon ik niet. Ik vraagde in mijn huis: ‘of niemand naar mij gevraagd had?’ Neen. Dit deed mij al dadelijk denken dat ze weg was want ik had haar zoo als je weet geschreven dat ik komen zou. Ze had mij dus al een week moeten wachten. Eindelijk vond ik een jongetje die een briefje kon bezorgen, - en jawel, ze is weg!

Ronduit gezegd is hierin iets dat mij pleizier doet. Met duizenden in den zak had ik haar gaarne gezien, maar ik voelde dat ik zoo het air had haar weer optezoeken uit nood. Dit neemt niet weg dat ik gaarne weten wilde waar ze was. God weet waar ze rond zwerft! Mijn messager zeide te vergeefs naar de plaats gevraagd te hebben waar zij heen is gegaan. Ik vreesde ook wel vooruit dat als ze weg was, haar later verblijf onbekend zou zijn want waarschijnlijk is ze gevlugt.

Mijn vriend Deprez (de slagter, je ziet mijne vrienden zijn zeer plebejisch en volgens Christus het koningr: d. H. nader dan de schriftgeleerde en hooggeboren Henriette) heb ik nog niet gesproken, maar wel zij ne vrouw en zoon. Ik ben benieuwd hem te zien. Zijne vrouw vertelde mij dat hij zeer in tweestrijd was over het al of niet aannemen der offertes van een Engelschman die uit caprice hem rijk maken wilde. Volgens haar had die man groote landerijen (weiden) en hij liet het gras daarop verrotten er mogt niet gemaaid worden en geen koe mogt er grazen, voor Deprez bij hem kwam. Dien wou hij geld voorschieten om 400 ossen te koopen en die moesten kosteloos dat gras opeten. De winst op die ossen was voor Deprez. Voorts zou hij hebben rijtuig met zooveel paarden als hij wilde en den zoon zou hij laten trouwen met een gift van 400.000 franc, 't klinkt als een sprookje, maar zij zeide mij de brieven te zullen toonen. 't Schijnt dat die Engelschman voor jaren eens eene historie heeft bijgewoond waarbij Deprez die toen bemiddeld was, een' armen drommel uit den nood heeft geholpen, en dat hij dit onthouden heeft. Maar van Deprez' kant zegt zij ne vrouw, zijn er bezwaren om 't aantenemen, omdat de zaak in Brussel zoo goed gaat!

Dàt is dus embarras de richesse! Ik moet eerst Deprez zelven spreken want die vrouw is praterig. Als alles zoo is, en hij het aanneemt, zal ik hem vragen mij meêtenemen, dan zal ik zijn 400 ossen in een boek schrijven, registreren, boekhouden enfin.

Die landerijen liggen in Frankrijk. Deprez is er heen geweest, en (volgens de vrouw) is hij verbaasd over den rijkdom en de weelde van dien Engelschman. -

A propos lieve, je schrijft niets van je goed? Het is verzonden door v. Gend Dingsdag. Men zeide mij dat je 't Woensdag avond of Donderdag hebben zou. -

Ik heb gezien dat de Alma in Junij in de roode zee vergaan is. -

Als je tijd en arret tot schrijven hebt doe je mij altijd zoo'n pleizier veel van de kinderen te schrijven. Hoe is de verhouding van hen met de anderen? Wat zeide men te 's Hage over Edu? Hoe speelt hij met hen? praat hij fransch of Hollandsch? Houden zij van hem? Wat zegt de Doctor over gymnastie voor het darmpje?

Het verslag van uwe reis heeft mij zeer getroffen. Kassian! Heeft Henriette U geholpen om Cranenbr. die fl. 15 terug te geven? t is verschrikkelijk!

Waarom heeft dat vee dan niet eer gezegd dat die geboorte-acte noodig was? Ik vrees dat het wel weêr te laat worden zal voor de termijn van betaling. Wat een getob voor zulk eene eenvoudige zaak!

Zondag morgen

Dat men tegen mij ingenomen is, begrijp ik, en neem ik niet kwalijk. dat is onkunde, en onkunde is altijd kwaadaardig. Intelligentie en goedheid gaan zamen, als ten minste een van beide niet middelmatig is. maar wat infaam is dat is hunne behandeling jegens U. Ik ben slecht, gemeen, lui, al wat je wilt, goed! Maar dan moet gij zeer ongelukkig zijn, - dan moet hun streven zijn U te helpen zonder mij, en oppervlakkig is het logisch dat zij om U te redden vorderen dat gij U van mij afscheurt. De eenige manier daartoe was dat Henriette U hij zich nam. Beter toch kon zij U niet isoleren. Overal elders zou zij moeten vreezen dat wij ons weêr tot Uw ongeluk zouden vereenigen. Als dus die heele geschiedenis opregt was, had zij U dat moeten voorstellen, en als dat het geval geweest ware, had ik uw briefje uit den Haag begrepen. Maar geloof mij tine, die godmenschen deugen niet! Zij willen op de goedkoopste wijze van U af zijn, onverschillig of gij daarna, in de verte, bezwijkt.

Want òf gij slaagt niet in dat plan om ginder zelve iets te vinden, en dan zou je omkomen van gebrek, òf gij zoudt wèl slagen en dan kunnen zij op hun vingers narekenen dat ik weder bij U komen en U ongelukkig maken zou. Er is dus geen schijn van welwillendheid bij hen.

Als ze mij haatten en minachtten, en U met hartelijkheid bij zich namen om U aan mijn quasi verderfelijken invloed te onttrekken, zou ik hunne onregtvaardigheid mijwaarts geheel voorbijzien, en hen achten om de consequentie van hunne handelingen. Maar ik vraag U wat is dat voor eene phrase aan eene vrouw die door haar man ongelukkig is: gij zult ten toppunt van ongeluk moeten komen anders is er geen helpen aan!’ en voorts hun plan de campagne is niet heel precies gearresteerd. Als zij U beschouwden als het slagtoffer van mijne verkeerdheden, hoe kon dan vHeeckeren U in Maastricht dien brief schrijven waarin gij boete moest doen en U bekeeren, en allerlei zotternij meer, alsof gij het slechtste mensch der wereld waart? Waarom kwam hij U niet ter hulpe toen ik naar Italie was? Waarom nu niet, nu gij om hen hun zin te geven mij zeidet U van mij aftescheuren? Ziedaar, gij doet wat zij willen, gij onttrekt U aan dien verderfelijken invloed, gij maakt mij matroos naar Sydney, en wat doen ze nu? Zij sturen u met f 20 reisgeld naar een ander - t Is vee, lieve beste - geloof mij, waar een zeker soort van godsdienst in 't spel is, is het altijd zoo. 't Is phariseesche huichelarij die altijd een sabbath bij de hand heeft om 't schaap niet te helpen dat in de groeve ligt. Ook zij zouden den Christus kruisigen, mits 't maar geschieden kon onder beschutting van vreemd gezag. Ook zij zouden de handen vies terug trekken van tollenaars, slagters en mijne arme Eugenie. -

Ei, is dat geld opgegaan voor kost en inwoning bij van der Hucht! t is curieus! -

Schrijf me eens omstandig uwe gesprekken met Jan over de tabakszaak. Ik meen de oorzaken die aanleiding gegeven hebben tot mij ne niet plaatsing. Ik begrijp het zeer goed van den kant dergenen die er belang bij hadden, mij er uit te houden, maar niet van Jan's kant het toegeven daarin. -

Ik ben eergister avond hier aangekomen en heb veel aandoening gehad van het weêrzien der plekken waar ik zoo geleden heb. Alles kwam mij zoo voor den geest. Ik hoop nog zoo alles eens zamen in goede positie te doorloopen. Die post, dat uitkomen der briefbestellers, dat café chantant waar ik inliep, omdat daar eene famille ‘Decq’ kunsten deed waar Eugénie zoo om gelagchen heeft, - die kamer waar ik den ganschen dag zat te rekenen en waar zij drie maal 's weeks kwam, waar ze kolen liet brengen en een luije stoel, - die commode waar ik na haar vertrek zoo dikwijls een franc vond of 50 centimes, - die mooi verlichte passage waar ik 's avonds zoo dikwijls uren door bragt, al rekenende en mijmerende -

Ach wat zijn de romans slecht geschreven! -

In dien brief van Henriette van 3 augustus staat ‘uw man die een ieder met zich zelf in 't ongeluk zou willen storten.’ Dat is grappig, en doet mij te meer een comieken indruk in de eerste dagen van mijn verblijf in Brussel, omdat ik hier zoo hartelijk ontvangen ben. Als iemand alle die bewijzen van verkleefdheid had bijgewoond, had hij zeker verbaasd gestaan. Een klein jongetje op straat (dezelfde die ik gebruikt heb om een briefje naar Eug. te brengen) gaf een gil en liet een groote mand vallen, ik wist eerst niet wie hij was, maar hij kende mij heel goed en zei: que tout le monde avait été triste de ne plus me voir - toen wist hij mij zooveel histories te vertellen die ik al vergeten was, en vooral dat ik Mlle (ik weet den naam niet meer) had geholpen om haar kind te begraven, en dien dronken Engelschman dien ik uit een tumult heb geholpen (t was de zoon van Hudson Lowe van St Helena) en, en, kijk, ik dacht aan de domme Henriette!

En toen ik bij die Pauline kwam die zich verstout een kind te hebben vóór 't huwelijk, en toen zij mij zeide dat zij altijd eten kreeg aan de prince Belge zonder te betalen, omdat ‘le vieux n'osait pas refuser, car, voyez vous, il savait bien que vous reviendriez’ en dat dàt zoo gelukkig was want zij zoogde haar kind en had dus eten noodig - - kijk, dat deed mij toch pleizier dat men eene zogende moeder had eten gegeven om mijnentwille.

Zoo had ook Helena in Rotterdam gedaan met het ‘alte Weibchen dat altijd op de bank voor 't logement kwam zitten als ze haar soep had gehaald uit de arminrigting. Maar die had niets voor haar kind noodig, zij was 70 jaren. -

Welnu, ik heb hier nog eene vriendin. Ik zal ze opzoeken. Dat is eene vrouw van 80 à 90 jaren, die bedelt met het kind harer kleindochter. t is een aardige flinke jongen. Zij zingt bevende een liedje, en dan gaat hij met het bakje. Als ik voorzie in Brussel eenigen tijd te blijven (met wat kalmte) zal ik voor die vrouw wat doen. Ik heb een plan. t Is touchant om te zien hoe die beide schakels van een gebroken ring eene gaping tusschen zich laten - twee geslachten er tusschen uit! Het kind frisch en blozend en rondkijkende in 't leven als vraagde hij: wat is dàt, waarom zingt ‘bonne maman?’ - Zij krom, waggelend en als zocht zij haar graf starende op de aarde die haar te lang wacht. Beide, hij zijne intreê, zij haren uitgang doende, hedelende! Beide rondgaande als protest tegen de maatschappij. Hij vraagt: waarom bedel ik reeds? Zij, mijn God waarom bedel ik nog!

‘Want mijnheer, ik kan goed kleêren maken, - en wilt gij mij hemden laten naaijen, ik zal het goed doen en goedkoop en U zal zien dat ik werken wil -

O God ik had haar zoo graag hemden laten naaijen! Ik had het zoo graag gedaan voor haar en voor mij, - maar ik zeide geen hemden noodig te hebben, leugenaar als ik was, en kocht kersen voor den jongen.

En toen kwam de hertogin van Brabant aanrijden die moest naar Laeken, en de brug van de allée verte was open, en zij moest wachten. Ik zag haar aan, en verbond haar in gedachten met mijn oud vrouwtje. Toen maakte ik een plan dat ik nog denk uittevoeren als ik in Brussel blijf. Ik zal dat oude vrouwtje laten helpen door de hertogin van Brabant. Toen had ik geen papier, - want er is papier voor noodig, noch kalmte - 't was in den tijd toen ik altijd hijgende was naar tijding van Jan - Papier heb ik nu. -

Ik ben blij dat ik naar Brussel gegaan ben. Dàt Antwerpen is een vervelend nest. Hoe kon je je daar laten geboren worden? -

Mijn plan is dezen niet te verzenden vóór ik gissen kan dat er van U geen brieven meer onder weg zijn. -

Wat is uw oordeel over Jan's positie? Is hij werkelijk zóó arm? Leeft hij nog altijd ruim van verlies en tegenspoed? Hoe staat de nieuwe oogst?

Maandag morgen.

Gister avond was er geen brief. Ik begin bang te worden dat gij ook wacht. Ik zal nog wachten tot van avond. is er dan niets dan verzend ik. -

(Donderdag) weêr nalezende en vooral het slot, schijnt het dat gij nog niet alle hoop om zamen te gaan hebt opgegeven. God geve 't. -

Ja, ik vind volkomen goed dat gij Jan over A gesproken hebt. Laat hem echter niet denken dat ik dat najaagde uit zucht om geld te winnen op zich zelf. Het was altijd om daardoor vrij man te worden en andere plannen te bereiken.

Ik vrees zeer dat die geboorte acte niet bijtijds klaar komt. Het ligten zelve is makkelijk maar de legalisaties van de handteekeningen houden zoo op. Doch daar er na Chateleux & Jan afbetaald te hebben toch weinig van zal overschieten komt het er voor ons helaas nu minder op aan. -

Ik denk een lampje te koopen om 's avonds te kunnen schrijven. Nu heb ik nog geld daartoe. Ik zie zoo op tegen de uitgaaf voor schoenen. dat is 18 of 20 franc, en toch zal ik er gaauw toe genoodzaakt wezen. -

Ik heb gister in de allée verte gewandeld, maar mijn oud vrouwtje niet gezien. Misschien is zij dood. -

Schrijf mij eens goed wat Jan's oordeel is over Eduard. Is hij nu meer familiair met Jan? en doet hij ook allerlei vragen? Ik hoor hem zoo zeggen: ‘Maar dàt wou ik eens begrijijijpen!’ -

Dinsdag avond. Je ziet ik heb nog een dag gewacht met verzenden en ik heb goed gedaan want ik heb zoo even uw brief van Zaturdag en Zondag gekregen. Had je dien brief al van mij waarin ik een lettertje aan Jan insloot? -

Ik blijf bij mijn gevoelens dat als men meent dat ik niet slagen zou dat het huichelarij is, even als al die beschuldigingen tegen mij. Het is niets als een pretext om de handen van ons aftetrekken. en nog eens, moest men dan als ik U mishandelde enz. niet juist U bij zich nemen om U tegen mij te beschermen.

Nu zijn de opinies vrij. Ieder heeft het regt mij voor onbekwaam of ongeschikt te houden. Als Jan op Zijn land of in zijne zaken liever A, B of C. heeft - het staat hem vrij. Maar wat hem niet vrij staat is mij bij anderen zwart te maken door praatjes die kant noch wal raken en mij zoodoende het brood uit den mond te stelen. Dat is wat de Inlanders noemen makan darah.

Ja lieve, ik kan mij begrijpen dat gij moeite hebt niet driftig te worden! En heeft men naar mij geinformeerd, Ei! t schijnt bij die van Heeckeren een compleet stelsel van espionnage te zijn. maar hij wordt slecht bediend, of liever ik geloof er niet aan. Lieve beste ga eens na wie heeft hen kunnen rapporteren dat ik U mishandel, dat ik u vertrap? Ik geloof dat niet, dat zijn uitvindsels maar dat alles neemt niet weg dat wij met laag volk te doen hebben. En heeft men aan Jan die aardigheden ook gerapporteerd? En ik onderhoud andere vrouwen? Arme, arme Eugenie!

Ja, lieve beste, ik begrijp dat gij lijdt onder al die leugens, maar er is een goede zij de aan. Als al die menschen die zoo hemelsbreed van ons verschillen zoo liegen en lasteren, en dingen voor waar uitkramen die wij toch beter weten dan geeft het toch een gevoel van hoogheid, een gevoel van vertrouwen dat alles nog weêr in orde komt. Ik heb het U al meer gezegd wanneer men in het ongeluk alle die verwijtingen zou moeten toestemmen dan moet het gevoel van eigen schuld verschrikkelijk zijn. Maar als men dan toch zeker weet dat die Jobs vrienden het mis hebben doet dit toch wantrouwen geboren worden op hun oordeel, en al slaagde men tot heden niet, men gevoelt zich sterker door het aanzien van al die ellendelingen die in hunne domheid geslaagd zijn.

Ik bedoel zóó: als men bij het observeren van al die schepsels hulde moest doen aan hunne scherpzinnigheid, hun juist oordeel, enz dan zou men gaauw geneigd zijn zich zelven te wantrouwen waar men met hen verschilt. maar als je nu de zotste vertellingen hoort uitkramen, als men ziet dat zij zich beijveren mij te lasteren, en wij weten hoe ongegrond en uit de lucht gegrepen dat alles is, dan ontneemt dit alle waarde aan hunne opinie en men antwoordt kalmer op de vraag: zou ik ook in alles mis hebben.

Dit neemt niet weg dat het hard is. Daar heb je nu bij voorbeeld, ik dacht er aan dezer dagen naar den Haag te schrijven. Nu heeft van Heeckeren ontdekt dat ik slecht van gedrag ben. Dit nu gaat noch D. v. T. noch den Koning aan, - maar het is weêr een pretext tot regtsweigering.