Multatuli.online

Omstreeks 22 maart 1864

Brief van Multatuli aan een onbekende. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Zeer geachte Mevrouw

Ik ben zoo vrij geweest uw vriendelyk briefje aan myne vrouw te openen. Ik giste dat het een hartelyke beleefdheid bevatte, en daarin bedroog ik my niet. Juist daarom opende ik het wyl ik niet door niet-antwoorden den schyn van onbeleefdheid op haar (of my) laden wilde.

Och, myne vrouw is reeds weer vertrokken, gisteren reeds. Waarom. On fait ce qu'on peut, et nous ce qu'on veut [1.] On fait enz.: Men doet wat men kan, en wij wat men wil (fr.)

De zorgen des levens kunnen zoodanig zyn dat men wordt heen en weer geslingerd als een verdord blad door den storm. Wy zyn in dat geval, Mevrouw, en dikwyls genoodzaakt den schyn van koelheid of lompheid op ons te laden, waar wy zoo gaarne anders wilden.

Men doet wat men kan, en niet wat men wil. De uitlegging waarom mijn vrouw zoo spoedig weder vertrekken moest, zou my te ver leiden. 't Is eenvoudig een gevolg onzer zeer moeielyke positie, - moeielyk in veel opzigten!

Misschien komt ze eerstdaags terug - al of niet met de kinderen of met één er van. En ook dan weêr, al of niet met het plan om hier kort, lang of voor goed te blyven, naar de omstandigheden zullen vereisen. Men worstelt en houdt boven, zoals op de oude Zeeuse ryksdaalders stond - ja, en als men een ogenblikje na 't onderduiken boven is gekomen, dan heeft men z'n beetje tyd nodig om even adem te scheppen om lucht meê te nemen naar beneden, by de volgende indompeling. 't Leven is moeielyk!

Maar ik dank u heel vriendelyk voor Uw lief schrijven, en blyf myn vrouw en myzelf aanbevelen in uw vriendschappelijke gevoelens. Na beleefde groete noem ik my met hoogachting

dinsdag

middag

UeEd dw dienaar

DouwesDekker